V.
A fdeel.
l .xxxii
H oofdstuk.
Voedzel,
ten wede r bekomen hebbende , hervatten z y
haar gewoone Levensmanier.
D e Krabben eeten allerley Soort van G edierte
, dat z ig niet voor haar in eene harde Schaal
kan verfchuilen. Wormen , Slakken en alle
Slymerige o f weeke Schepzelen , zo in ’t W a ter
als op ’t Land vo o rk om en d e , ja ze lfs G'rasj
K ru id e n , Aard en Boom - vrugten , z yn haare
S p y z e : want z y b ly v en niet altoos onder W a ter
, en men vindt ’er die z ig geduurig op ’ t
drooge onthouden. D a t z y de Oesters zeer
beminnen , b ly k t uit het Berigt der O uden ,
aangaande hahre loosheid , om dien V is ch te
kunnen bekomen. D e e z e v e rh a a len , dat een
K rap met haare Schaaren een Steentje n e em t,
en ’ t z e lv e tusfchen de Schaaien van een gaa-
pende Oester in f t e e k t , waar door die dan de-
z e lv en niet kan flu iten , en dus van de Krab?
op haal- g em a k , w o rd t uit de Schulp gehaald
en opgegeten. Onder de Kerkvaderen hebben
verfcheidene de e ze loosheid der Krabben opge-
v y z e ld , en Ambrosius , in ’ t byzonder , be*
fc h r y f t d e z e lv e u i tv o e r ig , g e ly k OppiANU,s
ook in z y n Gedigt. ( * ) . , , D ie loosheid , van
s, Oesters te b etrappen, meen ik dat alle Krabben
„ b e z itte n ,z e g t Aldrovandus: w a n tin d eM o e -
, , rasfen van zoe te W a te r e n , z o w el als in R iv ie r
e n ,
( * ) ---------- Parvum madidl de rupe lapillum
Obliquus tollit Cancer, Chelisque recurvis
Continet, in Testis Lapidera demktii apertis, Jcc.
)( t e n , v e r van d e Z e e a f , komen ook Oesters
, , v o o r , z o w e l als Krabben. jï lxxxii.
D a t deeze Dieren niet van vo o rz ig tigh e id Hoofd-
ontbloot z y n , b ly k t uit de byzonderheden , die s^u^‘
men ons verhaalt van de L a n d - Krabben der Krabben,
Westindiën. Z y ontwyken den Mensch met
d e v lu g t , wanneer h y met een Stok is g ew a pend,
en-keeren z i g , als men z e vatten w i l ,
gemeenlyk op de R u g , om z ig ,d u s met haare
Schaaren te kunnen verdedigen. B y een P o o t
ge va t w o rd en d e , laaten z y een ftuk daar van
in de lo o p , om haar leven dus te red d en , en
den vanger te ontkomen. Z y heb b en , z o w el
als de Haagdisfen en v e e le S lan g en , de g ew o o n t
e , om z ig eenmaal ’ s Jaars naar ’t Strand te
b e g e e v e n , en z ig daar in ’t Ze ew a ter te baa*
d en , ’ t welk tot geen ander oogmerk fch yn t te
dienen , dan om , na dat z y de E ij eren aldaar
in ’t Zand hebben g ew o rp en , de Huid week te
maaken, om dus d e z e lv e a f t e l e g g e n , M id -
d e le rw y l worden dus ook de Eijeren van de
Staart los gemaakt en komen op ’t Strand u i t ,
daar men de jon ge Krab be tjes, w e l haast ziet
k ru ip en , en eerlang de groente z o e k e n . trek kende
v e rv o lg en sm e t de O u d en , tro e p sw y z e ,
Landwaard in. Z ie daar een wonderlyke in .
geeving der N atu u r , w elk e deeze Dieren den
koers aanwyst naar de Z e e ; en haar op d en be -
hoorlyken tyd derwaards doet v e r t re k k en , om
dus de V o o r t te e lin g ; zo w e l als de V e rh u id in g ,
ter uitvoering te kunnen brengen. Kien w i l ,
I. Deel.XHI, Stuk, dat