
136
De sprieten van liet mannetje zijn aan de eene zijde van kleine driehoekige
kamtandjes voorzien, die een naar voren gebogen kort borsteltje
dragen; vergelijk tig. 7.
Het wijfje is iets logger en dikker, heeft kop, borststuk en basis van
het achterlijf met een dons van grijze haren bekleed, terwijl de bedekking
van het achterlijf bruiner en vooral minder digt is. De oogen zijn
zwart, de sprieten, welke geene kamtandjes vertoonen, lichtgrauw, de
palpen zwart, met het als afgesneden eind van het tweede lid en het
kleine derde lid, wit (zie fig. 8). De pooten zijn donker grijs. De bovenvleugels
zijn langer dan bij het mannetje, rosgrauw van kleur, metjiet-
wat duidelijker teekening dan bij de andere sexe, ten minste wat de
dwarslijnen aangaat, maar niet de ronde vlek, welke niet of schier niet
te onderscheiden is. De niervlek heeft aan den onderkant een zwart stipje.
Voor de golflijn is de vleugel, vooral aan den voorrand, donker bestoven,
doch het franjeveld zelf is veel lichter dan het middenveld. De franje;
van dezelfde kleur als het franjeveld, is daarvan afgescheiden door eene
reeks van zeer korte donkere boogjes. De achtervleugels zijn aan den
wortel licht grijs, naar de buitenzijde toe donker grijs; de franje is geelachtig,
doch niet zoo helder als bij den man,
De vlugt dezer nachtvlinders is iets meer dan 3 Ned. duim.
De voorwerpen verschillen zeer in donkerheid van tint. Het door Hübser
afgebeelde wijfje was zeker wel een der donkerst gekleurden.
Omtrent de levenswijze dezer soort deelt de Heer Heylaerts mij het
volgende mede:
Agrolis neglecta Hübn. is even als Agr. caslanea E sp.^1), als rups,
niet zeldzaam op een gedeelte der Galdersche heide en in eene streek
van het Mastboseh (bij het Ginneke), waar de ondergrond met eene dikke
vacht heideplanten bezet is. Intusschen gelukt het slechts hem, die met
hare levenswijze bekend is, de rups in tamelijk aantal te vinden.
De paring geschiedt van het begin tot over het midden der maand
Augustus, waarna de eitjes gelegd worden op de gewone heide ('Calluna
vulgaris); althans in de omstreken van Breda; immers nog nimmer vond
ik de rups op andere planten. Tegen het einde van September en in
October is het rupsje geheel fraai grasgroen met helder witte langstrepen.
1 ) De Heer Heylaerts houdt Agr. neglecta voor eene verscheidenheid van A g r. caslanea
Esp. — Heinemann schijnt van een tegenovergesteld gevoelen' te zijn en I ederen houdt haar
voor twee afzonderlijke soorten; doch ik vind Heylaerts’ opvatting bij Werneburg terug, die
echter b'eglecta voor den type aanziet. Andere schrijvers heb ik niet geraadpleegd. ••