
De kop is glanzig zwart, met teekeningen uit vuil witte streepjes en
vlekjes, vrij regelmatig gegroepeerd, bestaande; schaars zwart behaard.
Gebit zwart, eveneens vuil wit gestreept. Palpen wit en zwart geringeld.
De drie eerste lijfsringen zijn pergamentachtig en glanzig, vuil wit van
kleur met zwarte vlekjes versierd; de eerste met in het midden kleinere,
aan de zijden grovere dergelijke vlekken, de beide overigen overal grof
gevlekt. Elk der drie genoemde ringen is kopwaarts pekbruin omboord.
(Men zou ook het zwart als de kleur der ringen kunnen aannemen en
de vlekken dan wit noemen, doch de beschrijving zou niet in duidelijkheid
winnen).
Al de overige ligchaamsringen zijn dofzwart met Hier en daar, ofschoon
vrg regelmatig, glanzig zwarte wratachtige verhevenheden; de vierde ring
heeft daarenboven op de rugzijde drie, in een driehoek staande, witte
vlekken, waarvan de bovenste door een zwart streepje in twee deelen is
gedeeld: op de beide volgenden vindt men hiervan nog slechts sporen.
De laatste ring loopt scherp driekant uit : onder 'de. loupe schijnt de huid
hier harder dan bij de middelringen en eene soort van anaalklep te vormen^
Op zijde heeft elk der laatstgenoemde ringen twee, boven elkander
staande vuil-witte, verhevene vlekken, die gezamenlijk twee zijlijnen vormen:
in de onderste daarvan liggen de donkere stigmata (zie tig. 3).
De geheele onderzijde is bruinachtig grauw gekleurd, aan de drie eerste
ligchaamsringen lichter, die daarenboven zwart gestreept en gevlekt zijn.
De drie paren voorpooten zijn hoornachtig, licht en donker geringd. De
buikpooten en naschuivers hebben de kleur der onderzijde, en zijn van
een zooltje, in omtrek zwart gerand, voorzien, dat in den vorm van een
hoefijzer met donkere haakjes is bezet.
De rupsen varieeren overigens nog al in lichte of donkere tint.
De mannelijke pop, vergroot afgebeeld bij fig.4 en wel van ter zijde
gezien en nog sterker vergroot en de voorzijde vertoonend bij fig. 4 a, is
ongeveer een centim. lang. De kleur is bruin geel, doch eenige dagen
vóór het uitkomen des vlinders wordt zij pikzwart. Zij is, wat kop en
thpraxgedeelte betreft gewoon gevormd, met ietwat onregelmatig gegroefde
vleugel- en breede sprietscheeden. Haakvormige uitsteeksels zijn alleen
op de rugzijde der vier onderste ringen aanwezig,-het meest geprononceerd
op den laatsten, welke tevens in twee, naar de buitenzijde opgeslagen,
kegelvormige punten uitloopt (afgebeeld bij fig. 4 b.). De stigmata
zijn duidelijk zigtbaar.
De vrouwelijke pop, afgebeeld bij fig. 5, is van 12 tot 14 mm. lang,
vrij dik en log, onder en boven smaller dan in het midden. Zij is geheel
satijnglanzig zwart, behalve het kleine bovenste kop- en thoraxgedeelte
en de twee laatste lijfsringen, die geelachtig bruin zijn. Zij is vrij week
en zacht. De stigmata zijn duidelijk zigtbaar. Het laatste abdomen-seg-
ment is eenigszins naar voren en boven opgeslagen, betrekkelijk spits
afgerond en heeft aan zÿn ondereind, iets meer naar voren, in een vierhoek
liggend, vier knobbel vormige verhevenheden, die een kuiltje (fovea)
begrenzen, dat bij de paring eène opening wordt ter doorlating van het
mannelijk geslachtsdeel. Die opening is zeer klein en zeer moeijelijk met
het microscoop te zien. Aan mijn’ vriend Dr. Bun en, een uitstekend
microscopist, en mij is het slechts éénmaal gelukt een tamelijk goed prae-
paraat te verkrijgen, dat evenwel bij gevolgde proefnemingen nog vernietigd
werd. De oorzaak van die moeÿelijkheid ligt in de onvergelijkelijke
broosheid van het chitineweefsel daar ter plaatse en den eigenaardigeh
komvorm van het segment zelf. Hoe digt ook rondom de fovea afgesneden,
blijft het praeparaat komvormig en scheurt in bij den minsten druk
van het dekglaasje. De opening is driehoekig en de wanden bestaan uit
drie vast in elkander sluitende plaatjes. Reeds met hét ongewapend oog
is het kuiltje met de omringende knobbels te zien.
Mogten mÿ weer vrouwelijke poppen in handen komen, dan zal ik
trachten een goed praeparaat te krijgen) dat voor afteekening vatbaar is.
Mijn eenige uitgekomen mannelijke vlinder heeft eene vleugelspanning
van juist 21 mm. De sprieten zijn vrij lang en dubbel gebaard, de baarden
langzamerhand naar den top toe in lengte afnemend. Sprietschaft
en baarden donker zwart gekleurd. Kop zwart en klein, overal ruig en
donker béhaard. Geené palpen noch zuiger zigtbaar. Thorax en abdomen
op de rugzijde eveneens ruig en donker behaard, buikzijde meer donker
grauw getint, vooral de anaalring. Pooten niet zeer lang noch sterk gebouwd,
vrij donker en ruig behaard, behalve de achterscheenen die bruinachtig
geel en van zeer kleine eindsporen voorzien zijn.
De voorvleugels, dun donker haarvormig beschubt, aan den voorrand
donkerder en in het midden bijna doorschijnend, evenzoo de achtervleugels.
De franje, haarvormig en grauw, is betrekkelijk lang vooral aan
den staarthoek. De aderen glanzig en donkerder dan de grondkleur der
vleugels. — Het aderstelsel in de voorvleugels bestaat uit twaalf aderen,
waarvan ader 4 en 5 kort gesteeld en 8 en 9 van één gemeenschappe-
lijken stam ontspringen. De middencel gedeeld. — De achtervleugels,
kennelijk niet volgroeid en daardoor veel korter dan de voorvleugels,