
De boogzij is op laatstgenoemde vleugels zeer onregelmatig gevormd
uit zeven of acht, meefendeels ronde, oogjes. De randvlekken zijn zeer
onduidelijk en alleen waar te nemen in cel 1 * l b en 2. Op de voorvleugels
is de boogzij zeer stijl en bestaat uit zes stippen, die nu eens
den vorm vau oogjes aannemen, dan weder langwerpige vlekjes zijn,
die elkaar schier raken.
De randvlekken zijn slechts duidelijk in cel 2 en 3. Aan den voorrand,
tusschen de aderen hangen eenige zwarte streepjes. - Alle_stippen
zijn onduidelijk wit gerand. Vóór de franje loopt een donkergrijs lijntje.
L. Argiolus wisselt even als aanverwante soorten nog al in grootte af.
De vleugelspanning. bedraagt gewoonlijk van 22—30 mm.
De vlinder verschijnt reeds in April,- rondom kreupelhout snel en vrij
hoog vliegende en komt later in eene tweede teelt in Julij voor.
In ons land is hij vrij zeldzaam en volgens Snellek noch niet in
Zuidholland gevangen. Overigens schijnt Argiolus in geheel gematigd
Europa te huis te behooren. Voor zoover ik opmerkte, is deze vlinder
zeer aan plaatsen gebonden en verschijnt herhaalde jaren achtereen om
dezelfde struiken.
Merkwaardige afwijkingen zijn met het oog op kleur en teekening niet
te verwachten.
Arnhem, 1869. - A. BRANTS.
Fig. 1. Ei, vergroot.
// 2. v Rupsje, na de te vervelling, vergroot.
" 3. Halfwassen rups.
// 4. Volwassen rups.
// 5 en 6. Afwijkingen, vergroot.
n 7. Rups, éven voor de verpopping, vergroot.
» 8. Linkerhelft van een harer segmenten vergroot.
// 9 en 10. Poppen.
// 11. Staarteinde, vergroot.
u 12 en 13. Mannelijke vlinders.
n 14. Vrouwelijke vlinder.