
CID ARIA JUNIPERATA, |
Plaat 29, Fig. 1—10.
Hübner , Samml. Eur. Schmett., Geom. PI. 57, fig. 294.
Ochsenheimer und T reitschke, Die Schmett. von Europa, VI, 1, 336
en X, 2, 195-
H. yon Heinemann, Die Schmett. Deutschlands und der Schweiz, Geom.,
pag. 755, N° 243.
P. C. T. Snellen, De Vlinders van Nederlandj bl. 660.
Vrij wat meer citaten had ik aan het hoofd van dit stuk kunnen
plaatsen, aangezien onze soort, alles behalve zeldzaam is en dus stellig
in alle werken ovfer lepidopterologie wordt behandeld of aangehaald,
doch ik heb mij slechts bij eenige, bij alle Nederlandsche entomologen
bekende werken, willen bepalen.
Het ei wordt in October enkel gelegd, of liever vastgelijmd, op de
bladeren (naaldjes) en takjes van den gewonen jeneverstruik, en blijft
den geheelen winter onuitgekomen liggen. Pas gelegd (zie fig. 1 vergroot
en fig. la natuurlijke grootte) is het lang ovaal, groenachtig geel,
zonder eenige teekening, alleen ietwat, onder de loupe gezien, chagrijn
achtig. Eene duidelijke afbeelding met doorschijnend embryo geeft fig. 2,
waarbij het eitje zeer sterk vergroot is voorgesteld,
l i l 25