
bruin met witten voorrand en zijdeglans. Het achterlijf was grijs, de
pooten glinsterend wit, met geelen weerschijn. De smalle voorvleugels
m meer dan viermaal zoo lang als breed, geelaobtig bruin (niet oker-
kleung, gelijk bij Stainton); hun voorrand is van de inplanting tot bijna
aan- de spit? in een smalle, nergens breeder wordende strook, sneeuwwit-
ook de achterrand heeft een wit zoompje doch veel korter en veel smal-
er. In de lengte loopt over den vleugel, beneden de middellijn eene'
wdte streep, zoo breed als de zoom van den voorrand tot voorbij.. het
weede derdedeel van den vleugel, waar zij eenjgzins naar boven schijnt
te keeren. De franje aan de voorvleugels is lichtbruin.. De achtervleugels
zijn zeer smal en grijs van kleur met zeer lange liehtgrijze-franje.— °
Nog dient hier bijgevoegd, dat het tweede lid der palpen aan de
onderzijde een slechts weinig bemerkbaar haarbosje draagt en dat het derde
lid langer is dan de helft van het tweede.
Indien ik mij niet vergis, is Discordella voor de vondst van den lieer
Groll met in Holland aangetroffen. Volgens Stainton komt zij in
vele streken van Engeland voor en wordt tevens in Schotland en Ierland
gevonden. Volgens Z elleu vliegt de, soort bij Warmbrunn, Weenen,
Glogau en Frankfort aan den Main en Zwitserland voor. volgens F rey komt zij ook in s. v. y.
Fig. 1. Een kokertje met ëene levende rups.
„ 2. Hetzelfde vergroot.
„ 3. De rups daaruit genomen, vergroot,
„ 4. Haar kop en 3 voorste ringen, sterker vergroot.
„ 5. Een opengespouwen kokertje.
6. Een aangesponnen kokertje.
„ 7. Hetzelfde, vergroot.
„ 8. Het vlindertje rustend, vergroot.
„ 9. Het vindertje vliegend, vergroot.
„ A. Een popje van eêne Coleoptiora, in omtrek vergroot.