
is ader 9 voorhanden dan komt ze gesteeld voor met 8, en ader 5, dan
ontspringt deze met 4 van een’ korten, gemeensehappelijken stam).
Van den zak zegt hij: „Der Sack dem dieser Art (alweer Viciella Schiff.)
gleichfalls sehr ähnlich, aber kurzer und breiter, nach hinten mehr zuqe-
spitzt, die Grashalme regelmässig in die Quere gelegt bei Viciella gröber
und weniger regelmässig.
Bij het wijfje volgt v. H einemann niet de beschrijving van Hering,
die dat met : glänzend braungelber Kopf en het lijf hell gelb noemt (zie
hlz. 232, Stell. Ent. Zeit. 1846).
De diagnose die Professor Hering, op blz. 228 der Sielt. Ent. Zeit.
1846, van den mannelijken vlinder geeft, is: „alis rotundatis subaequa-
libus, hyalino-alris, anteriorum margine anlico obscuriori, antennis peclinatis,
corpore hirsulo vel atro vel fuscogrisescente." Laat men nu het verschil in
het eerste gedeelte weg, omdat men dat op rekening van het niet volgroeid
zijn van mijn exemplaar kan schuiven, dan ziet men, dat de rest
geheel overeenkomt met onze afbeelding en mijne beschrijving. Voegt men
er bij dat de beschrijving der rups van H ering geheel stemt met de beschrijving
der mijne en er in de verdere bijzonderheden, die hij daarvan
opgeeft, eïmok in de omschrijving van den vlinder, de vorming van den
zak, enz. gelijkheid met-mijne beschrijvingen heerscht, dan zal men,
dunkt mij, mijne benaming geregtvaardigd vinden. Voorzigtigheidshalve
plaats ik evenwel een ? achter den naam.
Psyche alra L ., waarvan de diagnose ook wel wat van toepassing kon
zijn, is het niet, want haar zak is „bimförmig” en heeft „einen weisslich
glänzenden Ueberzug.” Die van onze soort is „zugespitzt” en de Uéberzüg
wordt pas bij het vastspinnen ter verpopping aangebragt.
Breda, 5 November 1872. F. J. M. Heylaerts J r.