
pooten, die wit eh donkerbruin geringeld en met geelachtige klaauwtjes
voorzien zijn. De overige lijfsringen, die steeds in den zak verborgen
blijven, zijn geelbruin en vrij week. De nasebuivers, alleen tot vasthouden
aan den zak ingerigt, zijn iets lichter van kleur, van een hoefijzervormig
zooltje voorzien, waarop zich een krans met. haakjes bevindt.
De stigmata zijn witachtig en zeer duidelijk te zien.
De kop der rups is steeds naar de bovenopening van den zak gekeerd,
doch wanneer zij zal verpoppen, draait zij zich met den kop naar beneden,
na alvorens den zak zelven te hebben vastgesponnen.
De mannelijke rups is langer en slanker dan de vrouwelijke.
De mannelijke pop is donkerbruin, met bultig gedrongen thoraxgedeelte,
aanduiding op de voorvlakte der gekamde sprieten en ietwat, overlangs
gestreepte vleugelscheeden; de ringen ntet van haakjes voorzien.
Fig.-5 stelt haar vergroot, fig. 4 in natuurlijke grootte-voor.
De vrouwelijke pop, bij fig. 7 vergroot, bij fig. 6 in natuurlijke grootte
geteekend, is zwart, met oranjeachtige kop- en achterlijfseind. Aan het
boveneind merkt men een klein thoraxgedeelte, geheel zonder vleugelscheeden.
Zij is onregelmatig ovaal van vorm, boven smaller, beneden
breeder. ' • ■ " , **
De mannelijke vlinder heeft-eene vlugt van 18—22 mm., is geheel
grijs van kleur, bij pas uitgekomen voorwerpen;.iets donkerder. De kop
met grijs behaard ^voorhoofd is vrij klein, palpen niét te zien-jgizoo ze al
aanwezig zijn, moeten ze zeer klein wezen en onder de ruige beharing
verborgen. Achterhoofd eveneens ruig behaard. Sprieten sterk gebaard,
de baarden nemen naar boven langzamerhand in lengte toe en vervolgens,
op ongeveer een vierde der geheele sprietlengte, wederom af. Thorax
sterk behaard, achterlijf iets langer, dan de binnenrand der achtervleugels.
De beharing is hier zeer lang, van wederzijde naar buiten en omlaag
gestreken, zoodat daardoor bet abdomen van boven met zwarte ruitvormige
teekeningen of vlekjes voorzien schijnt. Pooten als het ligchaam
gekleurd van boven, aan de dij ruig behaard, overigens niet lang en
dun, aan de achterscheenen een paar zeer kleine eindsporen. De voorvleugels
vrjj lang, aan de wortelzijde betrekkelijk smal, aan de achterzijde
zeer breed; voorrand bijna regt, naar de punt iets gebogen; binnenrand
regt, een vierde korter dan de voorrand; achterrand regt met
rondgebogen hoeken. De achtervleugels vrij breed uitloopend met eveneens
afgeronde hoeken. Beide vleugels zijn dun grijs behaard, zonder, eenige
teekening of verdonkering op de aderen. Zeer gemakkelijk kan dan ook
het aderstelsel worden waargenomen. Bij onze soort komen in de voorvleugels
bij vele voorwerpen elf aderen, bij anderen zelfs twaalf voor.
De middencel is gedeeld. Ader 4, 5, 7 en 8 zijn gesteeld. Ader 6 is
het vervolg van de ader die de middencel deelt: ; :.
In de achtervleugels is ook de middèncel gedeeld; de dwarsader loopt
loodregt, vervolgens schuin naar buiten. Ader 4 en 5 zijn gesteeld. Ader
6 loopt hier onder de langsader, die de middencel deelt, terwijl ader 8
vrij uit den wortel ontspringt.
De vrouwelijke vlinder, afgebeeld bij fig. 9, is madevormig. Kop en
thorax zeer klein, abdomen zeer groot en dik. De kleur is bruinachtig geel.
De kop, waaraan monddeelen geheel ontbreken, is rond afgeplat. De
oogen staan, als twee zwarte vlekken, ter wederzijde op de gewone plaats.
Algemeen wordt aangenomen, dat bij de wijfjes van het Genus Psyche
Schrank de sprieten geheel ontbreken. Zonderling evenwel kwam bij het
hier afgeteekende exemplaar aan de regterzijde van den kop een orgaan
voor, dat redelijk wel het denkbeeld van een spriet teruggaf. De inplanting
daarvan is op de plaats, waar gewoonlijk de antennae ontspringen.
Het bestaat uit twee geledingen, een tamelijk dik onderste eri een dunner
bovenste lid. Bij 80malige lineair vergrooting doet zich het bovenste lid
voor als eene holle; met korrelige ligchaampjes opgevulde buis die in
het midden het meest opgehoopt liggen, zoodat daardoor drie verschillende
stukken schijnen te bestaan, aangezien het bovenste en onderste
lichter gekleurd zijn door de mindere ophooping der bruine korreltjes.
Is dat orgaan nu een spriet? Is het slechts bij toeval daar? Hebben
alle wijfjes van Psyche hirsulella Httbn. datzelfde orgaan? Ziedaar vragen
waarop ik voor het oogenblik het antwoord moet schuldig blijven. Immers
slechts één gaaf wijfje ten onderzoek hebbende durf ik niet beslissen.
Dat overigens dit een punt van onderzoek zal uitmaken, spreekt van zelf.
De drie eerste lijfsringen zijn van een pergamentachtig bekleedsel
voorzien. Het abdomen is enorm ontwikkeld door de massa eijeren in
de ovarien aanwezig. Het is geheel met korte viltachtige haren bedekt,
van onderen met een’ uitschuifbaren, puntigen eijerlegger voorzien.
Hirsulella komt in centraal Europa voor. In ons land alleen in Gelderland
door den heer van E ynduoven gevonden, is zij door mij jaarlijks
vrij talrijk waargenomen in de omstreken van Breda, doch het zijn bijna
altijd mannelijke voorwerpen die mén aantreft.
Breda, 29 October 1871.
F. J. M. Heylaerts Jr.