
slaap zullen ontwaken, dan zij die in vochtige, dikwijls noch
half onder water staande moerassen moesten overwinteren.
Evenmin is het mij vreemd dat Filipendulae, meestal, zoo
niet uitsluitend drooge streken bewonende, dikwijls in ’t gezelschap
der Vroege- en niet in dat der Moeras-Trifolii gevonden wordt.
5. De rups.
Het verschil tusschen beider rupsen is het groote punt waarop de
schrijver zijner onderscheiding bouwt, en was dit volkomen bewezen,
dan zoude die onderscheiding ook rede van bestaan hebben.
Werkelijk is er eenig verschil tusschen de beide beschreven
rupsen, waarvan de eerste ontwijfelbaar de Moeras-Trifolii voort-
bragt. De soort schijnt echter wel eens af te wijken, b. v. in het
min of meer ontbreken der zwarte buikteekening en het al of niet
samenvloeien der rij zwarte zij vlekken (vergelijk mijne aanteeke-
ningen en afbeeldingen met de beschrijving van den heer Briggs).
Van de Vroege Trifolii heeft de heer Briggs echter geene
rupsen ter verandering kunnen brengen, zoodat de door hem
als- zoodanig beschrevene,-slechts vermoedelijk tot deze soort
behoort. Zij was in één voorwerp op de vliegplaats des vlinders
gevonden en had veel overeenkomst met een dier, door Heluns
beschreven en waarvan genoemde schrijver zeide:
I imagine the Trifolii spoken of by me (Ent. mo. mag. III
p. 118) were the ordinary seaside fellows, feeding on birds’feet
trefoil (Lotus corniculatus).
Ondertusschen had én de rups van den heer Heluns én die
van den heer Briggs eenige overeenkomst met Lonicerae, terwijl
vijf rupsen van den heer Wood veel op de vermoedelijke rups
der Vroege Trifolii geleken, maar te oordeelen naar slechts één <?, ■
dat uitkwam, bepaald Lonicerae waren. Slechts vermoedens dus
en geene bewijzen!
6. Het voebsel.
De Moeras-Trifolii leeft uitsluitend op zekere groote, meer dan een
voet hoog wordende moeras-klaver. De Vroege Trifolii daarentegen op
Lotus corniculatus.
Wat de systematische naam dier hooge moeras-klaver is, weet
ik niet, maar wel dat de bewering als zou de Moeras-Trifolii
uitsluitend op deze plant voorkomen, in bepaalde tegenspraak
is met mijne waarnemingen.
7. De woonplaats.
De Moeras-Trifolii leeft uitsluitend in moerassige oorden, als zijnde
zeer gebonden aan plaatsen, terwijl de Vroege Trifolii alleen gevonden
wordt op drooge gronden, vooral aan de zeekusten.
Gesteld dat bovenstaande stelling aangenomen moest worden,
zou zij eerder vóór dan tegen de meening pleiten , dat het dier
slechts eene plaatselijke afwijking is.
Wanneer het mij vergund is mijn oordeel hier in het kort uit te
spreken over de zeven opgegeven verschilpunten, dan schijnen zij mij toe
gedeeltelijk niet te bestaan (3 en 6), gedeeltelijk niet voldoende bewezen
(5) en eindelijk voor een groot deel, niet beduidend genoeg om er een
werkelijk soortelijk verschil op te bouwen.
Men versta mij w èL pH Verre van de mogelijkheid van splitsing in
twee soorten te ontkennen, van hetgeen thans noch als Zygaena Trifolii
onder één. naam vereenigd is, acht ik de feiten, waarop die splitsing
door den heer B iuggs wordt aanbevolen, niet overwegend genoeg om
daar vooralsnoch toe over te gaan. De waarschijnlijkheid toch pleit voor
de vereeniging dezer twee afwijkende vormen van ééne soort, die, evenzeer
als de voedingsplant, naar gelang van den bodem waarop zij leven, verschillende
vormen kunnen aannemen. Men denke hierbij slechts aan de
dwergachtige, viltharige rolklaver onzer duinen en de dikwijls drie palm
hooge, schier onbehaarde voorwerpen aan slootkanten — beide afwijkingen
van ééne plant, Lotus corniculatus. —
Juist daar het zoo moeilijk is, de vraag afdoend te beantwoorden,
schijnt zij mij echter een naauwkeurig onderzoek dubbel waardig.
Arnhem, October 1872. A. Br asts.