
rups van deze leeft in Mei en in het begin van Junij, die van gene in
Augustus en September.
De rups leeft op onderscheidene gewassen, het meest op milde kervel
of pijpkruid (Anthriscus sylvestris Hoffm.) en hegge-clemalis (Clematis
vitalba L.). H. Cbewe en Kaltenbach vermelden bovendien het bezem-
kruid (Sarolhammis vulgaris Wimm.), het vijfvingerkruid (Potentilla replans
L.), het boeltjeskruid (Eu pator kim camabinum L.), het Jacobskruiskruid
(Senecio Jacobaea L.) en een aantal in de tuinen gekweekte gewassen als
voedingsplanten. Snellen vond de rups op boschmimt (Mentha sylvestris L.).
Röszler deelt mede, dat de door hem gekweekte rupsen hg voorkeur
bladen van salade aten. De meeste andere schrijvers melden echter, dat
de rups zich bij uitsluiting voedt met de bloemen der plant, waarop zij
leeft.
Mijne ondervinding bevestigt dit laatste. Aan mijne rupsjes, die op 8
en 9 Mei uit de eijeren kropen, legde ik bladen van salade, clematis en
wilde kervel voor. Zij verkozen echter noch het een, noch het ander te
eten. Daar ik nu wel begreep, dat zij de fijner bewerktuigde deelen
eener bloem liever hadden, besloot ik hun zin te doen, doch was daarbij
wel genoodzaakt hunne polyphagie op de proef te stellen, daar op dat
tijdstip van de genoemde planten geene bloemen te verkrijgen waren. Ik
nam de eerste de beste bloem, die mij voor de hand kwam en wel eene
van de Japansche kwee (Cydonia japonica L.), en plaatste de rupsjes voor-
zigtig daarin. Zij begonnen dadelijk te eten van de meeldraden, die zij
later aan elkander sponnen en waar tussehen zij zich geheel verborgen
hielden.
Toen eenigen tijd daarna de wilde kervel in bloei stond, heb ik hun
de bloemen daarvan gegeven, zonder dat deze verandering van voedsel
eenigen nadeeligen invloed had.
Het ei wordt hier en daar vasigekleéfd, zonder dat de wijfjesvlinder
daarbij eenige voorzorg neemt.
De jonge rups komt na verloop van 14 of 15 dagen te voorschijn en
laat de ledige eierschaal onaangeroerd. Zij is, even als de meeste, spanrupsen,
in het eerst zeer levendig en beweegt zich vlug, doch wordt na
de eerste vervelling traag. Zij maakt zich een ligt spinsel, waarin zij
leeft. Is de bloem, met welke zij zich voedt, groot, dan spint zij de
meeldraden en stamper aan elkander en laat de bloemkroon ongeschonden.
Van kleinere bloemen hecht zij de bladen der kroon aan een. Van de
wilde kervel haalt zij de buitenste bloemen der schermpjes, die langer
gesteeld zijn dan de binnensten, naar elkander toe en leeft in de aldus
gevormde woning. De volwassen rups kruipt ook wel vrij op de plant
rond. Om te vervellen maakt zij een eenigzins steviger spinsel, hetwelk
tussehen de bloemsteeltjes geheel verborgen is.
Niettegenstaande hare polyphagie, is zij keurig in het eten. Terwijl
andere rupsen een blad of eene bloem regelmatig afknagen tot het bijna
geheel verteerd is, zal men haar even van een bloemblaadje zien proeven
en zich dadelijk omwenden om 'een ander blaadje aan te vallen en naau-
welijks heeft zij daarvan een paar beten genomen, of zij gaat tot een
helmdraadje over.
In drie of vier weken is-zij volwassen.
Zij laat zich dan op den grond zakken en maakt een spinsel, hetwelk
met eenige zandkorrels en bladstukjes is vermengd.
Eene rups, die ïdeh op den 3d" Junij inspon, was op den 7ae” verpopt.
De pop is zeer levendig en slaat dikwijls met haar staarteinde heen on
weder.
De poppenrust duurt drie tot vier weken.
Dit alles geldt van de zomergeneratie.
De rupsen der wintergeneratie komen in Augustus uit het ei en verpoppen
in September. De pop overwintert en levert in April of Mei den
vlinder.
Deze vliegt in de schemeruren; over dag vindt men hem meestal- tegen
boomstammen en schuttingen en in tuinhuizen.
Zijne vlugt onderscheidt zich niet van andere soorten van dit geslacht.
De paring heb ik niet waargenomen. '
Dit insect komt in de meeste landen van Europa en in Klein-Azië,
doch nergens in grooten getale, voor.
Hier te lande is het in Zuidholland, Gelderland, Noordbrabant en Limburg
waargenomen. In deze provincie heb ik het te Kuikhorne op de
heide aangetroffen en vang ik het ieder jaar in tuinen in deze stad.
Leeuwarden, Maart 1873. H. A.