
EUPITHECIA CASTIGATA, hüb*.
Plaat 19, Fig. 1—9.
Hübnee,. Samml. Eur. Schmctt. Geom., PI. 10, pag. 324.
Gl e n k e , Spèc. Gen. des Lepidopt., Tom. 10, pag. 324.
H. C b e w e , Ent. Animal, 1861, pag. 134, de rups.
Snellen, Tijdschrift v. Entomologie, 2e Ser. l e D., pag. 147.
« Vlinders v. Nederland,, blz. 701.
Reeds zijn verscheidene soorten van het geslacht Eupithecia in Sepp’s
werk behandeld, de onderhavige soort intusschen, hoewel tamelijk in
Nederland verbreid en vooral bij Breda niet zeldzaam, vond daarin nog
geene plaats. Door de welwillendheid van Dr. Snellen van Vollenhoven,
die de teekening voor de nevensgaande plaat vervaardigde, zie ik mij in
staat gesteld de beschrijving in dit werk te laten opnemen.
Het valt niet moeijelijk in de laatste dagen van Mei of het begin van Junij
een bevrucht wijfje van Eupithecia casligata magtig te worden. Op dien
tijd, in 1871, ving ik een paar daarvan, die mij omstreeks 10 Junij
heel wat eitjes legden. Het ei is ovaal van vorm en vuü-geel gekleurd,
welke kleur den 17a" van laatstgenoemde maand potlood-grijs werd en den
volgenden dag reeds werden de rupsjes gekipt. Deze waren geelachtig,
zonder eenige teekening. Op den 21*““ Junij waren allen voor den
eersten keer verveld. Nu kwam de teekening voor den dag; en werd