
gebogen, binnenrand regt, een vierde korter dan de eerste; de almede
flaauw gebogen achterrand korter dan de binnenrand. De punt soherp,
iets naar beneden gerigt. De achtervleugel met weinig afgeronde punt,
staarthoek goed zigtbaar, de achterrand op ader 4 zeer weinig gebogen.
Kleur der vleugels lichtgrijs, sterk donkergrijs gestippeld. De teekening,
bij al mijne ex. verschillend, komt in hoofdzaak hierop neder:
De tweemaal gebogen eerste dwarsband zwart, bij sommige voorwerpen
alleen door punten aangeduid. De tweede, bij vele exemplaren eveneens
onduidelijk, wordt door onderling verbonden zwarte punten gevormd.
Die verbinding bestaat uit lichtgrijze vlekjes. Daar tusschen de vrij breede
donkere middenschaduw, bij allen meer of minder rood bestoven, evenwijdig
met den tweeden dwarsband loopende. Franjelijn door zwarte
stipjes gevormd. Franje rood wijnmoerkleurig èn glanzig. Ondervleugels
van de kleur der bovenvleugels, vooral aan den binnenrand sterk rood
bestoven. De gewone oogvlekken op alle vleugels vrij duidelijk, wit
donkergrijs gerand, die der ondervlekken het meest ontwikkeld.
De onderzijde grijs, donker bestoven, met sterke afschijning van den
tweeden dwarsband en der oogpunten van de bovenvleugels.
Sommige vlinders zijn zoo digt grijs en rood gesprenkeld, dat daardoor
de teekening geheel verdwijnt; anderen hebben als sommige variteiten
van Punctaria L. vele dikke, paarsche of donker grijze vlekken in den
binnenrandshoek der voorvleugels. Weder bij anderen is de schaduwlijn
sterk getand, als bij fig. 8; bij velen is zij wolkig.
De roode bestuiving is steeds aanwezig bij frissche exemplaren, het is
daarom te veronderstellen, dat de diagnose in Snellen’s Vlinders van
Nederland, blz. 570, is gemaakt naar een gevangen voorwerp; immers
die roode bestuiving verdwijnt,- wanneer het dier eenige dagen heeft
rondgevlogen.
Het verschil in kunne blijkt duidelijk in de sprieten en pooten. Bij
beiden is het achterlijf bijna even dik en loopt puntig uit.
Zonosma orbicularia komt in centraal Europa voor, oostelijk tot en met
Zuid-Kusland, zuidelijk tot en met Piemont. In ons land werd zij gevangen
in Gelderland, Overijssel, Noord-Braband en Limburg. Er komen
twee bepaalde generatiën voor: eene in Junij, de andere in Augustus.
Breda, 25 October 1871.
F. J. M. Hevlaems Jr.