
mitsgaders de uitholling ter zijde geheel verdwijnt en deze min of meer
cylindervormig wordt. L eon Begker beschrijft dit zeer juist (Ann. de la
Soc. Ent. Beige, tome IV, pag. 95) voor eene naverwante soort ( Viridella
Scop. Réaumurella Dup.), en Dr. Breyer geeft daar pag. 101 tevens de
oorzaak aan, waardoor de lange sprietscheeden rondom het ondereinde
der pop geslingerd zijn.
Behalve de aangegeven verschilpunten tusschen beide sexen, schijnt
het mij toe, dat ook de vleugel vorm verschil aanbiedt; de mannelijke
vleugels zijn veel meer lang gestrekt dan die van het vrouwtje, terwijl
de tint bij den man lichter is.
De gouden dwarsband is bij alle exemplaren niet gelijkvormig; men
vindt daarbij meer dan zeven afwijkingen van den gewonen regel, terwijl
ook micrometrisch de genoemde dwarsband digtcr of verder van de vleugelspits
afstaat bij verschillende specimina.
Fig. 1. Een kokertje, waaruit de kop der rups te voorschijn komt.
/' 2. Hetzelfde op zijde gezien, vergroot.
// 3. Een kokertje, sterk vergroot, met de rups voor een gedeelte er
uit komende.
// 4. De rups, ongeveer viermaal vergroot.
// 5. Het huis der pop, in profiel, weinig vergroot.
u 6. De mannelijke pop, vergroot, schuin van voren.
u 7. Dezelfde, in profiel.
« 8. Het staarteinde der vrouwelijke pop, vergroot.
// 9. Een kokertje met ledige poppenhuid, vergroot.
u 10. De mannelijke vlinder, vergroot.
// 11. De vrouwelijke vlinder, vergroot.
// 12. De kop met één spriet van het mannetje, vergroot.
// 13. " // // u' " n - " wijfje, vergroot.
// 14. Een achterpoot van het mannetje, vergroot.