
GRACILARIA IMPERIALELLA m*™.
Plaat 9, Pig. 1—10.
Mawx, Linnaea cntomologica, IT, p. 365. Anmerkung 2.
Schleich, Stettiner Entom. Zeitung 1867, p. 453.
Statktox, Entomologist’s Annual 1870, p. 12, Plate fig. 1.
De lezing van liet hierboven aangehaalde stuk van Scoleicii, waarin
hij de Lepidopterologen er op wijst, dat men tot dusverre ouder den naam
van Gracilaria imperialella twee vlindersoorten verwarde, waarvan deeene,
die hij Ilofmanniella noemt, als rups op Orolms niger leeft, terwijl de
andere, waarvoor hij den naam Imperialella behoudt, op Symphylum
officinale voorkomt, gaf mij aanleiding om het laatstgenoemde kruid,, in
het Nederlandsch smeerwortel genoemd en dat in onze veenstreken veelvuldig
gezien wordt, naauwkeurig te onderzoeken. Gedurende eenigen tijd
waren mijne nasporingen vruchteloos, doeh in de maand Julij 1869 had
ik het genoegen van op zekere plaats tussehen de plassen onder Kralingen,
planten van Symphylum aan te treffen, die door Imperialella-rupsen bewoond
waren. Deze planten stonden tussehen houtgewas, min of meer
in de schaduw, en het is alleen in zulke, onder of bij boomen groeijende
of in heggen staande, dat ik tot nu toe onze Gracilaria als rups aantrof.
Exemplaren van het gewas, die onbesohaduwd in wei- of hooilanden of
langs dijken en wegen groeiden, heb ik steeds onbewoond gevonden.
Gelijk ik reeds mededeelde in deel 5, 2de serie, van het Tijdschrift voor
Entomologie, waar ik mijne ontdekking hier te lande'van Imperialella, die
in ’ 8