
COLEOPHOEA DISCOEDELLA J j |
Plaat 10, Fig. 1—9.
Zeller,, Linnaea eutom. IV, p. 301.
Heerioh-Schaeeeee , Syst, ßearh. d. Schmeti. v. Europa, V, p. 239.
Frey, Tineen und P ie r d. Schw. S. 210.
Staihtoit , Nat. Hist, of the Tineina, IV, 178. .PI: V, f. 1.
Tot mijn groot leedwezen is het mij niet mogen gelukken deze soort
in al hare toestanden, waar te nemen. Reeds meermalen zijn in dit werk
soorten behandeld aan wier beschrijving die van het ei ontbrak; hier
ontbreekt ook zelfs de ware kennis der pop. Desniettemin waag ik het
de waarneming dezer Coleophora in dit deel van ons werk op te nemen,
deels om dat het waarschijnlijk is dat de gedaante der pop, welke in
een zakje" ingesloten leeft, niets merkwaardigs zal vertoonen, deels omdat
de soort zoo zeldzaam schijnt te zijn, dat er nog wel vele jaren zonden
kunnen verloopen, eer men van de soort het ei en de pop zal hebben
waargenomen en afgebeeld.
Het was op den 27“ Junij 1870, dat ik van den heer Groll een
zeker aantal Coleophoren ontving, eenige dagen vroeger in de duinen van
Wassenaar gevonden op Lotus corniculalm, waarmede zij zich voeden.
Witte afgeknaagde vlekken op de bladen toonen de aanwezigheid dezer
soort aan. Haar huisje of zakje bestaat uit eene harde , inwendig zeer gladde
gekromde scheede, bedekt met bladstukjes, die over elkander gelegd