
22 Juni en leverden de vlinders uit van 4 tot 9 Juli. Ik plaatste toen
verscheidene paren bijeen, ten einde eijeren te verkrijgen, waarin ik ook
werkelijk slaagde.5 zij werden door de wijfjes tegen de heidetakjes gelegd,
als bij fig. 16 te zien is, en waren eliptisch van vorm, groen van kleur
en op het oog geheel glad, doeh vertoonden bij sterke vergrooting fijné
indrukseltjes. . Daar zij, evenwel, zeer spoedig indroogden en bovendien
weinig bijzonders opleverden, maakte ik er geene vergroote afbeelding van.
E sper verhaalt ons dat de vlinders in twee generatien zouden voorkomen
en dat de poppen overwinteren. Zoowel het eene als het andere
komt mij'zeer twijfelachtig voor, daar ik nooit de vlinders anders dan in
Juli aan trof, terwijl het, wat aangaat het overwinteren der poppen, veel
waarschijnlijker is, dat niet deze maar de eijeren dit zullen doen, daar
ik de rupsen nooit vroeger dan in het begin van Juni vond, niettegenstaande
ik. de heide op de plaatsen waar ik haar later aantrof, dikwijls
in het najaar en vroeg in het voorjaar doorzocht. Het is echter ook
mogelijk dat: de rups nog zeer klein zijnde overwintert en dat deze
daardoor aan mijne nasporingen ontsnapte.
De vlinder komt in Engeland, Zweden, geheel gematigd Europa en
volgens G. Koen ] ook in Azië voor, op enkele plaatsen zelfs vrij algemeen;
hier te lande schijnt hij echter tot op heden alleen in die provinciën,
waar heidevelden voorkomen, gevonden te zijn.
Daalhuizen, 25 Aug. 1870. de Roo v. W.
Fig. 1—4. Rupsen op verschillenden leeftijd.
„ 5 tot 7. De drie eerste leden der rups van verschillende zijden
bezien, vergroot.
7, 8. De drie laatste ringen der rups, vergroot.
„ 9. De pop.
„ 10 en 11. Dezelfde, ter zijde en op den rug gezien, vergroot.
„ 12. De staartpunt der pop.
„ 13. Een mannelijke vlinder.
„ 14. Een vrouwelijke vlinder.
„ 15. Een achterpoot van den vlinder, tegen de onderzijde bezien,
vergroot.
„ 16.: Eijeren. 1
1 lUe Terlreilttng der JSuropactschen Schmcttérlinge, tl. 149.