
EPÏÏESTIA INTEKPUNOTELLA, hübn.
Plaat 43, Fig. 1—14.
HilBNEit j Samml. Eur. Schmett. Tab. 45, fig. 310.
T beitsohkjb , Schmett. von Europa IX, 1, blz. 196.
Zelr a , in Isis 1848, blz. 598.
Heim m a n n , Schmett. Deutschl. u. d. Schweiz, Klein-Schmett. Band I,
Heft II, blz. 202.
In den nazomer der drie afgeloopen jaren rond ik steeds één of meer
exemplaren dezer soort in mijn huis. Zelfs mogt het mij gelukken een
paar malen hare rups magtig te worden en deze te kweeken. Het plan
kwam dus hij mij op haar voor Sepp’s werk te beschrijven, doch daartoe
ontbrak mij nog de kennis van het ei, de pas gekipte rups, enz. Geheel
onverwachts werd ik, in de maanden Augustus en September van
het afgeloopen jaar, in staat gesteld al het mij ontbrekende te verkrijgen
en aan Dr. Snellen van Vollenhoven, die zich als steeds daartoe welwillend
bereid verklaarde, ter teekening toe te zenden. Bij een’ mijner
patiënten, een’ hakker, komende, vond ik in diens winkel bij toeval
een paar vlindertjes onzer zeer kennelijke soort op eene vensterruit
zitten. Daar ik mij herinnerde te huis de rups eens, op het provisiekamertje,
in eene flesch met confituren, een andermaal in eene trommel
met gedroogde appelen (tegelijk met vele rupsen van Ephestia elulella
Hübn.) te hebben aangetroffen, vroeg ik of soms in den winkel krenten,
rozijnen of iets dergelijks bewaard werden. Men toonde mij nu een
geheel vat met krenten, en, toen, ik het deksel had verwijderd, vloog
III 37