
SYNTOMIS M M — I
Plaat 31 en 32, Fig. 1—22.
Linnaeus, Syst. Nat. Ed. XII, p. 805, n°. 35.
Hübneb, Samml. Eur. Schmett. y Sphing. Tab. XX, f. 99 et 100. Tab. V,
f. 30 (var.')Y;ï
‘ // Larv. Lepid. II. Sphing I , fig. a. b.
E spe b , Schmett. II, Tab. XXXIV. Cont. IX, f. 1 (var. Clelia).
// Schmett. y II, Tab. XLVII. Cont. XXII, s. 49 (Jphimedea).
Oohsenheimeb und T beitschke, Schmett. v. Europa, II. 105, IV, 161
X, 1, 113.
Boisduval , Monogr. d. Zijgen., pag. 108, pi. VII, f. 8.
von Heinemann, SchmetL Deutschl. und der Schweiz, p. 260, n°. 157.
Snellen, Vlinders van Nederland, p. 129.
Van de merkwaardige Syntomis Phegea L., werden op 30 Junij 1871
door Jhr. Ed. J. G. E verts bij Roosendaal in Noord-Braband, eenige
vlinders gevangen die een aantal eijeren legden.
Met welwillendheid werd mij daarvan een paar afgestaan, zoodat ik
na het gelukken der kweeking, in staat ben het volgende mede te deelen.
Het ei (fig. 1 en 2) is in verhouding tot het volkomen insect vrij groot,
rond maar eenigzins platgedrukt en met eene kleine diepte bovenop,
vanwaar het fijne netwerk uitgaat, ; dat de geheele oppervlakte met
III ■ 26