
daaruit te voorschijn. Ik heb mijne jonge rupsjes niet in het leven
kunnen houden; het voedsel dat zij behoeven was mij onbekend. Gras,
dat de volwassen rupsen gegeten hadden, aten zij niet — en zij zijn
allen gestorven.
Het ei is parelkleurig en gelijkt in vorm eenigzins op een nieuwer-
wetschen kanonskogel (zie fig. 8); het ligt los, niet vastgelijmd in den
koker. Het jonge rnpsje was zwart aan kop en eerste ringen, overigens
wit. Misschien gelukt het een andermaal dergelijke diertjes hij hunne
geboorte van het ware noodige voedsel te voorzien.
Ondertusschen rijst terstond bij iedereen de vraag op: zijn er van
deze soort in het geheel geene mannetjes bekend? en het antwoord
daarop is: F isciier von Roeslerstamm heeft ze afgeheeld en beschreven.
Hij of liever Harzer, die de waarnemingen gedaan heeft, zegt dat zij
eenige dagen na de wijfjes uitkomen, alsmede dat hunne kokertjes door
minderen om vang van die der andere sexe verschillen. Zij, die in de
Scheveningsche bosehjes zakken van Solenobia hebben aangetroffen,
onder wie ik noemen mag Mr. H. W. de Gbaaf en P. C. T. Snellen ,
hebben nimmer in het oog vallend verschil tusschen de zakjes gezien
en ook nooit iets anders dan wijfjes uitgekregen. Een Hollandsch
mannetje van TnquelreUa is dus nog onbekend.
Nu wordt er wel verhaald, en ik meen dat dit verhaal uit Duitsch-
land oorspronkelijk is, dat de mannetjes zakken nimmer tegen rasters
of schuttingen zouden gevonden worden, maar steeds aan grashalmen;
doch naauwkeurig zoeken in Maart en April 1875. in den omtrek der
rasteringen, waarop wijfjes voorkomen, heeft ons geen enkel zakje aan
grashalmen of plantenstengels hangend opgeleverd, zoodat het bestaan
der mannetjes in ons land nog altijd een probleem blijft.
Om echter aan de billijke nieuwsgierigheid van den lezer omtrent deze
sexe te voldoen, heb ik in fig. 9 en 10 de afbeeldingen van mannelijke
pop en mannelijken vlinder van den heer Harzer zoo getrouw mogelijk
gecopieerd.
Uitvoerige en vergelijkende beschrijving van dit mannetje vindt men
in het aangehaalde opstel van Zeller.
Solenobia (riquelrella komt in Duitschland en Zwitserland voor. In
Engelsche werken heb ik te vergeefs eenig berigt dienaangaande gezocht
en omtrent het voorkomen in Frankrijk en Scandinavië bleef ik
evenzeer in het onzekere.
S. v. V.