
ook, echter altijd te herkennen 1°. aan het aantal pooten, 2°. aan twee
grootere wratjes op den yoorlaatsten ring, 3“. aan de blaauwgrijze kleur
van den buik, 4°. aan de teekening op den kop (zie fig. 7), welke
standvastig schijnt te zijn.
De rups overwintert en is eerst in het laatst van Mei of iu het begin
van Junij volwassen (volgens L yo.net reeds 30 Maart.) L
Het spinsel is los en laat de pop duidelijk zien.
De pop is paarsachtig bruinzwart, doch het achterlijf rood met
donkere zoomen der ringen, Het staartpunt (fig. 9) heeft aan het
einde twee vrij groote omgebogen haken en bovendien eenige fijne
krulletjes.
De vlinder komt van 5 Mei tot in het midden van Julij uit zijn omhulsel
te voorschijn. Ik trof nog den 21™ Julij 1876 een gaaf en onafgevlogen
wijfje aan in het Haagsche bosch.
Er blijft mij nu nog alleen maar over den vlinder te beschrijven. Beide
sexen zijn wit, het wijfje heeft alleen groenachtige schouderdeksels. Haar
vlugt is 4,5 duim, die van den man 3,5 tot bijna 4. De schedel draagt
eene nederliggende bedekking van witte haren, daaronder is het aange-
gezigt eerst steenrood of roestbruin, naar beneden in lichtgrauw overgaande.
De matig lange zuiger is vuil grauwgroen en tusschen twee sneeuwwitte
palpen geplaatst. De sterk uitpuilende oogen 'zijn bruinzwart, de sprieten
bij het wijfje draadvormig, bij den man sierlijk gekamd, zijn aan het
basaallid en verder, op de bovenzijde sneeuwwit, terwijl de onderzijde
licht ($) of donker (<f) roestkleurig is. Alle pooten zijn wit; de voorscheenen
hebben aan den binnenkant een’ in de rust verborgen bundel
witte haren. De vleugels zijn breed, puntig aan de spits bij de voor-,
hoekig in hét midden aan de achtervleugels; de kleur is bij het uitkomen
fraai blaauw, later zeegroen; de voorrand is wit, de spits draagt een
roestkleurig streepje; over het midden van de voorvleugels loopt een
breede, naar voren zich verwijdende band, die naar de zijden toe donkerder
en naar de buitenzijde bij het wijfje ietwat geelgroen is; aan beide zijden
is deze band door een wit lijntje ingesloten; het buitenste daarvan zet
zich met zijn donkerder binnenrand op de ondervleugels voort en ver-
eenigt zich met den witten lang behaarden achterrand. Over het geheel
ligt een satijnaehtige gloed. De franjes zijn ietwat donkerder, doch
met witte punten der haartjes. Bij eene variëteit zijn de franjes roest-
- O Deze vervroeging is echter wel aan kamerwarmte te danken.