
METROCAMPA MARGARITARIA, l .
Plaat 4 6 , Fig. 1—H
L i b n a e u s , Syst. Nat. Ed. 13, Tom. I. p. 865, n". 231.
T r e i t s c h k e , Schmelt. v. Europa, VI. 1. S. 92.
Hüemüe, Samml. Ewr. Schmett. Geom. T. 5. fig. 15.
Se p f , Nederl. Ins. II. 5e St. 3<= Verhand.
Lyobet, Recherches, p. 300. PI. 32, fig. 1 9.
Sb elieb , Vlinders v. Nederl. p. 517.
Geliik uit de hierboven aangehaalde citaten blijkt, is Melrocampa
margaritaria reeds eenmaal in dit zelfde werk behandeld en wel in het
tweede deel- men zal zich dus misschien verwonderen dat het noodig
geacht kan ’worden deze soort hier wederom op te nemen, doch die
verwondering zal wijken, wanneer men nagaat dat Sepp vooreerst het
mannetje niet gekend heeft en op zijne plaat daarvoor afbeeldt het
mannetje van Geom. slrigala Müll. (Aeslivaria Hübn.), ten andere twee
volwassen rupsen voorstelt, die eigenlijk alleen herkenbaar zijn aan het
aantal pooten en eene der beide ook nog aan de kleur van den buik,
eindelijk dat zijne pop mede die van eene andere soort is.
Sepp’s fig 5 6 en 8 op Plaat III behooren mét tot Marganlana:
maar tot de'zoo even genoemde Slrigala. Het wijfje Margaritaria Fig. 7
legde de eitjes Fig. 1 en 2, waaruit de rupsjes Fig. 3 en 4, die met
tot pop veranderden. Zijne waarneming is dus ten hoogste onvolkomen
en het uitgeven der „verhandeling” alleen in dien tijd te verontschuldigen,
toen het waarschijnlijk nog hoogst bezwaarlijk viel de soorten van groene
„ow a And Pi- elkander te onderscheiden.