
PÏÏYLLOONISTIS SUEFUSELLA, Zell.
Plaat 33, Fig. 1-20.
Zi im s , Isis v. 1847, p. 894 (Opostega trmulelk),
. // Linnaea entomologica, III, p. 266. fig. 31—34.
Goeze, Naturforscher, 14ea St., p, 103, pl. V, fig. 1 8.
Heegee, Beiträge z. Naturgesch. d, lnseclen, IV, p. 18, taf. IV (Opostega
tremulellaf.
Sta ieto e, Insectà Britannica, Lepidopteru: Tineina, p. 285.
Hebbich-Schaeeeeb, Syst. Bearb. d. Schmett.v. Eur., V ., p. 341, fig. 871.
F e s t , Tineen n. Pteropli. d. Schweiz, p. 315.
é
Het ei is zeer klein, ovaal, vuil wit. De Bekaai is glad, met groote
vijfhoekige indruksels.
De volwassen rups is 5 | mm. lang, zeer slank gebouwd, van boven
zeer plat gedrukt. Hare grootste breedte bedraagt nog geen mm. De
zeer platte, vooruitstekende kop heeft eene bijna driehoekige gedaante.
De bovenlip is zeer groot, aan de voorzijde waaijervormig verbreed, een
weinig ingebogen en met korte baartjes bezet, aan de achterzijde geplooid.
Zij steekt aanmerkelijk buiten de overige monddeelen uit. De
bovenkaken zijn plat, aan haar uiteinde van èen’ langen,, in het midden
van een* korteren tand voorzien (*). De onderkaken zijn knopvormig.
(*)' is zeer goed waargenomen door IIeeger. Stainton dwaalt, waar hij zegt: The man-,
dibles are perfectly blunt and rounded, like the points o f lace-scissors en heeft waarschijnlijk de
bovenlip voor de kaken aangezien.
u i 57