
gekeerd echter zou fig. 18, geplaatst als 17, iets blaauwglanziger
moeten zijn. De ondervleugels bij beide sexen zijn grijs met eenigzins
donkerder franje. Zoowel de boven als de ondervleugels zijn eenigzins
doorschijnend, ’t geen daaraan toe te schrijven is dat zij zoo karig zijn
beschubd. Het achterlijf van het wijfje is paarsbrons met wat groen
aan de spits. Borst en pooten zijn zwart met metaalgroene schubbetjes
dun bekleed.
Het mannetje heeft veel langer sprieten van onder bezet met twee
lij en zwarte baarden, die echter bij rust en na den dood tegen de
sprietschaft aangebogen liggen. Zijne voorvleugels zijn alleen aan den
wortel, den voorrand en op de groote langsaderen met groene schubbetjes
bedekt, overigens met zwarte, die bij sommige dagingen een’ paarsen
gloed vertoonen. Zijn achterlijf is meer geelbrons dan dat van het wijfje*
Ten slotte laat ik hier eene opgave omtrent de vleugelvlugt of vleugelspanning
volgen , mij door den heer Heylaerts verstrekt.
Het grootste 3 zijner verzameling (gevangen) heeft 29 mm. vlugt.
n » n n r> (gekweekt) n 28 „ . n
„ kleinste^ n » » (gekweekt) n 23 „ V
„ grootste $ n n (gekweekt) I 21 ^
„ kleinste n n n (gekweekt) n 12 „ n
S. V. V.
Fig. 1. Eenige eijeren. — 2. Een ei, kort na het leggen, vergroot.
„ 3. Een ei, gedurende de dooijer-afscheiding vergroot.
„ 4. Een zeer jong rupsje, vergroot.
„ 5. Het rupsje in het overwinterings-spinseltje.
„ 6. Halfwassen rups. — 7. Volwassen rups, vergroot.
„ 8. Haar kop en twee voorste ringen, sterker vergroot.
„ 9. Haar 5e en 6® ring, op zijde, vergroot.
„ 10. Eene bijna volwassen rups, op den rug.
„ 11. Eene volwassen rups, op den rug gezien.
„ 12. Een paar haartjes, sterk vergroot.
„ 13. Een ander, dito. — 14. Het spinsel.
„ 15 en 16. De pop op den rug en op den buik gezien, vergroot.
„ 17. Een vrouwelijke vlinder. — 18. Een mannelijke vlinder.
A.J.W. sculps.
INO PRUNE W. V.