
Sjo 26 Coleophora paripennella Zeil. . door
27 Psyche villosella Ochs. ., . . . n
n 28 „ plumifera Ochs............. . j?
29 Cidaria junipèrata L................ w
v 30 Lithosia sororcula Hufn. . . . 31 ■ ”
32 J Syntomis Phegea L................
33 Phyllocnistis suffusella Zeil. . • n
34
Cemiostoma susinella v. Heyd. •
35
n 36 | Hadena suasa W. V................
37 Adela De Geerella L................
38 Eugonia fuseantaria Uaw. . . .
F 39 Harpella bractella L................
40 Ino Pruni W. V . ...................
41 Parapoynx stratiotata L. . . .
42 Solenobia triquetrella Ilübn. . • -'TT
43 Ephestia interpunctella Hübn. . • »
44 Coleophora solitariella Zeil. . . • ' n
n 45 Pempelia Betulae Goez. . . . .
46 Metrocampa margaritaria L. . • n
47 Grapholitha Woeberiana Schiff. • n
48 Lioptilus tephradactylus Hübn. • V.
49 Eupithecia vulgata Haw. . . .
50 Verbeteringen en bijvoegsels. . • n
Bladz.
145.
149.
154.
161.
165.
169.
m .
185.
191.
195.
201.
215.
220. 227.
233.
239.
245.
249.
253.
259.
264.
271.
27^.
F. J.M.Heylaerts
v. Vollenhoven .
A. Brants. . . . .
Heylaerts . . . .
H. W. de Graaf.
A. Brants.
H. Albarda. . . .
v. Vollenhoven .
v. Leeuwen . . . .
v. Vollenhoven .
A. Brants. . . . .
H. Albarda. . . .
A. Br. en v. V. .
v. Vollenhoven .
denzelfden.............
Heylaerts . . . .
v. Vollenhoven .
denzelfden.............
denzelfden. . . . .
H. Albarda. . . .
F. J. M. Heylaerts
J. v. L eeuwen . .
v. Vollenhoven .
NASCHRIFT.
Aan het slot genaderd zijnde van dit derde Deel der tweede Serie ,
is het mij eene aangename taak dank toe te brengen aan hen, die mij
door mededeeling hunner opstellen, aanteekeningen en afbeeldingen in
staat gesteld hebben dit gunstige resultaat te verkrijgen. Met de volle
overtuiging dat hunne zoo hoog geschatte medewerking mij ook voor het
vervolg toegezegd wordt, zal ik de redactie van een volgend deel aanvaarden.
Wanneer men op eene lijst van Nederlandsche Lepidoptera, zoo als
b. v. die van den Heer H. Albarda , de soorten aanschrapt wier gedaantewisseling
in dit werk is behandeld, dan eerst overziet men de menigte
dergenen, die nog ter behandeling overblijven. Alleen onder de dagvlinders
bedraagt dit getal 38. De Bombyces bogen op de zorgvuldigste
behandeling, de Noctuiden en Spanners staan bij dezen achter, maar
't zijn voornamelijk de Microlepidoptera, aan wie tot nu toe de meeste
zorg heeft ontbroken en toch zijn daaronder soorten, die men elk jaar
in voldoende hoeveelheid als larven kan bemagtigen. Ons blijft dus voor
het eerstvolgende deel nog een ruim veld ter bearbeiding over. Daartoe
roep ik bij dezen niet alleen de hulp in der heeren, die reeds bereidvaardig
geweest zijn om in dit nu voltooide deel Sepp’s werk te steunen,
maar ook de medewerking van andere, jongere entomologen.
Junij 1877. Snellen van Vollenhoven.