Stellig komen ook in Jnnij en Augustus enkele exemplaren voor.
De soort schijnt over het algemeen niet gemeen, schoon zij onder begunstigende
omstandigheden, alles behalve zeldzaam kan wezen.
Breda, 11 Februarij 1876. F. J. M. Heylaerts Jr.
Fig. 1. Het ei, natuurlijke grootte en sterk vergroot.
„ 2. De rups na de voorlaatste vervelling, sterk vergroot.
„ 3. De volwassen rups, sterk vergroot.
„ 4. Het spinsel.
„ 5. De pop, vergroot. .
n 6. Haar staarteinde, sterker vergroot.
~ 7. De vrouwelijke vlinder, vergroot.
„ 8. De mannelijke vlinder, vergroot.
„ 9. De haarbundel onder den omgeslagen voorrand des
voorvleugels van het mannetje.
„ 10. Voorzijde van den kop, zeer vergroot.
„ 11. Eene palp, sterk vergroot.
„ 12. De spits van een’ mannelijken spriet, sterk vergroot.
„ 13. Een middenpoot, sterk vergroot.
„ 14, Een achterpoot, sterk vergroot.
S.II.P.m. XLIII.
• S.v.V. ad'vi'7: del.
EPHESTIA INTERPUNCTELLA. Hübn.