
jluiv
||j
s.ii. Eiir
A.J.W. sculps.
CEMIOSTOMA SUSINELLA.v.Heyd.
U I '
De zeer smalle ondervleugels zijn aan beide zijden met lichtgrauwe
franje bezet; die van de achterzijde is de langste.
De ponten zijn zilverwit of lichtgrijs, al naarmate het licht er op valt.
De lengte van het diertje bedraagt niet meer dan 4 millimeter, terwijl
de vlngt 7 haalt.
Het ei bleef mij onbekend.
Hoogstwaarschijnlijk wordt het ei in het allereerste voorjaar op de
nog zeer jonge blaadjes gelegd en dringt het rupsje door de eischaal
heen, ter plaatse waar zij vastgelijmd is, tusschen de bladhuidjes in.
Dat er twee generatiën moeten zijn is zeker; ik heb de vlinders in
Maart en weder in Junij aangetroffen. Laat het eerstgenoemde te vroeg
zijn geweest en veranderd moeten worden in April, dan behoudt men
toch twee generatiën, waarvan de eerste in Mei als rups leeft, de
andere in Augustus en September. De laatste overwintert dan als pop
in de afgevallen bladeren.
Het schijnt dat de soort door geheel Europa of nog weinig waargenomen
of zeldzaam is.
S. v. V.
O
Fig. 1. Een populierblad met drie door rupsen gevormde blazen.
„ 2. De rups uit een dier blazen, vergroot.
... Haar spinsel, vergroot.
» 4. Hetzelfde in natuurlijke grootte.
// 5. Het popje, vergroot.
. » 6. Een vliegende vrouwelijke vlinder, vergroot.
,, 7. Een rustende mannelijke vlinder, vergroot.
» 8. De kop van voren, sterk vergroot.
» 9. Het spiegelvlekje der vleugels, sterk vergroot.