
ELACHISTA GBEGSONI, Staint.
Plaat 17, Fig. 1—7.
.STAiiraoïr, The entomol. Annual for 1855, 2‘ ed. pag. 70.
r. Nat. Bist. of the Tineina, vol. III, pag. 168, pl. V, flg. 3.
m Manual of Brit. Butterfl. and Moths, vol. II, pag. 407.
Peet, Linn. Ent. XIII, pag. 236.
Het ei is ongeveer 0,50 streep lang, langwerpig, aan beide einden
gelijkelijk versmald, in de lengte fijn gegroefd en licht geel.
De rups is 6,25 streep lang. . Zij komt, wat den vorm betreft,' met de
meosten van dit geslacht overeen. Haar kop is klein en plat. De
segmenten van bet ligchaam zijn van boven eenigzins plat en hebben ter
wederzijde van den rug een klein indruksel. Het derde segment is het
breedste. De volgenden worden geleidelijk smaller, tot aan het staarteinde,
hetwelk stomp kegelvormig is.
De kop is zwart. , Op het eerste segment staan twee aan de buitenzijde
uitgeholde vlekken, welke door eene smalle streep van de grondkleur
gescheiden zijn.
Het ligphaam is grijsachtig of groenachtig geel. Het darmkanaal schijnt,
wanneer het gevuld is, donkergrijs door, De zeer fijne wratjes zijn
donkerbruin en dragen lichte haren., De spiegelgaten zijn met bruin
III Ï ÏM 15