
De jonge rups, die na verloop van 12 tot 14 dagen daaruit te
voorschijn komt, boort zich door de schors en bast, en voedt zich verder
van het spint. Zij maakt daarin geene eigenlijke gangen, .maar verteert
het splint over eene zekere oppervlakte, zoodat de bast geheel
van het hout gescheiden wordt. Heeft dit door een zeker aantal rupsen
over eene eenigzins uitgebreide oppervlakte plaats, dan valt eindelijk de
bast af en heeft dit het afsterven van den tak of ook wel van den
geheelen boom ten gevolge.
De rups leeft altijd onder een onregelmatig web van fijne zijde en
daar nu hare uitwerpselen, die h e t. voorkomen hebben van grof zaagmeel,
daarin blijven hangen, ontstaat daardoor eene bedekking, waaronder
zij zich bij het minste onraad zeer behendig weet te verschuilen.
Zij leeft op verschillende boomsoorten en kiest zoowel rottende als
levende tot haar verblijf Ik vond haar op wilgen, elzen, appelboomen,
berken en moerbezieboomen. Volgens den heer Grabow te Berlijn zoude
zij ook op acaeiën leven.
Dat zij eenige malen van huid verwisselt is zeker. Na de eerste
vèrvelling ondergaan hare kleur en teekening echter geene verandering.
Het is waarschijnlijk, dat zij gedurende den winter zich steeds blijft
voeden, daar de koude haar in haar verborgen en beschut verblijf
weinig kan hinderen. De rupsen van hetzelfde broedsel ontwikkelen
zich echter niet allen even snel, ’tgeen trouwens bij de soorten, die
in het hout leven, bijna nooit het geval is. Na de overwintering, in
het laatst van Maart, vindt men een deel der rupsen half volwassen
terwijl een ander deel niet meer dan het -J- zijner grootte bereikt heeft.
Of nu deze laatsten nog in hetzelfde jaar van gedaante verwisselen,
dan wel een jaar langer in den staat van rups blijven, durf ik niet
beslissen. Poppen heb ik in den winter nooit gevonden. .
Is nu de rups volwassen, dan spint zij de draden van haar web
eenigzins vaster en digter, zonder evenwel een afzonderlijk spinsel te
vervaardigen, en verandert na verloop van weinige dagen in eene pop.
Van het begin van Junij tot het laatst van Julij komt de vlinder
te voorschijn.
Bij het uitkomen is het niet noodig, dat de pop zich door den bast
en de schors heenboort, omdat deze van het hout zijn losgemaakt en
hier en daar gescheurd en er dus gelegenheid genoeg bestaat voor den
vlinder om in de buitenlucht te geraken.
De vlinder houdt zich gewoonlijk op of in de nabijheid van de