
1 li u >
foorten van deeze plant,zegt de Heer
fo r t, in zyne Inßituiio Rei Herbar. pag. 605.
De wortel van hec genieene Kruidje roer my
niet is klein : deeze plant fchiet verfcheide fteelen
uic, waar van het grootfte gedeelte kruipende
is, en ter aarde ligt, zynde met langwer- ■
pige en fmalle bladeren bezet, welke ter wederzyde,
o f by paaren, aan eene zyde gefchikt
zyn, en zig in elkander fluiten, wanneer men
ze aanraakt, even als o f ze gevoel hadden,
(hier om heeft men deeze plant mede den naam
van Ievendig Kruid gegeeven}. Uic den fchooc
der bladeren, verheffen zig voetfteekjes, welke
ieder een tros bioemen onderfteunen; die
de gedaante van een kommetje hebben ; haare
kleur is vleeschkleurig, en zy zyn zeer fchoon.
Op iedere bloem volgt een psul, die gewoonlyk
langwerpige en platten zaden in zig bevar.
Als men de bladeren van hec Kraidje roer my
tiiet aanraakt, zo verwelken z y , op het oogenblik,
en eenige oogenblikken hierna bekomen
zy hunne voorige kragten weder. Als ds
Zon ondergaat, vc,' -eikt de plant in diervoegen,
dac zy fchync uic te droogen, even als o f zy
dood was; maar, wanneer de Zon zig weder
beginc te vertoonen, zo verkrygt zy haaren natuurlyken
ftaat wederom, enhoe fcboonder hec
wedr is, hoe meerder levendigheid haare groene
kleur heeft. De fchielyke opkonasc van een
donkere wolk doec haar in flaat van zamen.
' '' ' trek-
.«ekking vallen, die, door eenige kruidkundigen;
als een foorc van flaap befchouwt is. Te ver-
geefsch, zegt de Heer H ill, heefc men de oorzaak
van die verfchynzel la de wärmte of koude,
en in de droogte of vogtigheid gezogt; de
lucht is aan te veel verandering on d e je v ig ,
om een diergelyke regelmatige aandoening uk
te werken; dusdanig blyfc ’er niets, onder de
natuurlyke oorzaaken , meet overig, om te onderzoeken
, dan het licht. Hec is mede op
het licht alleen, dat de Heer H ill, de za-,
nientrekking en verwelking van eenige planten
grond, welke verfchynfelen fommige Namur-
Lndigen hebben doen denken, dat de planten
wezentlyk dieren waren s. dit ftelz.el is te veel
van bewyzen ontbloot; dan dat wy ’er ons mede
zouden ophouden. De Heer de. Mairan
en da Hamel, hebben mede byzondere proef-
neemingen op hec Kruidje roer my niet gedaan,
mec het uic de vrye lucht in een kelder over
te brengen; maar zy hebben dezelven zeer ont-
ftantvastig, en zeer onzeker gevonden. Men
w il, dat de bladeren van hec Kruidje roer my
niet, gekaauwd zynde, hec fpeekzel verweki
ken, de hoest flillen, de ftem helderer doen wo?*
den, en hec nierenwee verzagten.
OVER