
/
I'-'4-
geéne niets anders is, dan de working der houE«
torretjes, die in het hour zitten.
A. Buifen twyffel heefc zyn Eerwaarde daar
wel aan gedaan, vertnits er nog hedendaags duU
zende van menfchen zyn, die dit kloppen als
een kwaad voorteken houden, als o f ’er iemant
van de huisgenooten , alwaar dit kloppertje ge-
hoord wordt, binnen kort, zoude fterven, o f
dac ’ er eenig ander ongeval moest gebeuren, gelyk
men, uk onkunde, elkander dikwils wys-
maakt.
V. Kunnen wy m niet tot-de Zee-hfecten .
overgaan, waarvan de Heer Martinet, op pag.
5 7 1 beginc te handeieh, fchoon hy zig tevens
beklaagc, dac hy zynen leeiiing daar in niet,
naar genoegen, zal kunnen voidoen, nadien
men ’er nog weinig: van weec, en onze Vader-
landers, daaromtrent oak nog zeer onkundig
zyn, o f, liever, in de kennisfe derzelve weinig
voortgangen gemaakt hebben. Jammer, voor-
waar, in deezen opzichte, dat men den Heer
Martinet niet te hebbe kunnen houden.-
A. Geef my hier van de reden, als ’c U ge-
lieft? . fe
V. Veelligczou men, mettertyd, met nieu-
we ontdekkingen, omtrent de Zee - Infecten,
van zyn Eerwaarden zyn verrykt geworden; dara
de Beroepinge van Edam naar Zutphen , be-
paalde zyne begonnen onderneetningen daar*
omtrent, volgens zyne gezegden, op pag. 58,
' aialwaar
hy zig aldus uitdrukt, o f wanneer zy ,
gelyk my yredervoer, daar aan zullende beginnen
[naamelyk aan hec onderzoek der Zee-
Infecteii] worden zy elders ter wooning geroe-
pen, waar alle gelegenheid tot dicStuk hun af-
gefneden is. Ondertusfchen echter brengt de
Heer Martinet zynen Leerling, op pag. 5 9 ,
eenige weinige Tee-Infecten onder hec oog, en
fpreekt aldäar van de Zee f la k , de Zee-bloedzui-
gers, Zakpyp of Zeepypen ; Zee fpinnen, Zee-
luizen, Zee-duizendbeen, Paalwormen , en
eindelykjop pag.65,van een wonderlyke&Ä^^/'i-
worm en Zeepuist, van welker eerften , ons een
aartige afbeeidinge in prent vertoond wordc;
denkelyk zult gy my van hec een, o f ander nog
iets nader kunnen zeggen?
A. De Zee-bloedzuiger is een zeldzaam Infect,
vermits hy zig ook aan den Visch hegt,
dien msn .Zzvaardviscb noemt, opende zig
een doortogc in gyn vleesch, om ’er hec bloed
uit te zuigen. Bocconius zegt, dat dit Infecc
vier duiraen lang is,zynde zyn buik wir, kraak-
beenig en doorfchynende: in plaatfe van ees
kop, befpeurt men aan hem een holle muil,
\lelke met een zeer hard vlies omriugd, ver-
fchillende van het viies zyns buiks: deezen
muil nu drukt de Bloedzuiger geheel in hetlig-
haam van den Viseh, in hec welk hy zig zo
vast hegt, als een boor in een ftuk houc, niec
loslagende, voor dat hy met bloed vervuld is.,
D 21 Zym