
I l S f N A T U U R K U N D I G ®
vier vingeren van zyne voorfle pooten, als «!©■«
de die der agterflen, aan het einde, een kleine
vieefige knobbel hebben; zy zwemmen weinig
o f bykans in ’t geheel niet; hqn vergift is nog
niet bekend. Des zomers onthouden zy zig door-3
gaans op de boomen, en voeden zig mec Infecten
, maar als het koud weer hegint te wor-s
den , dan kruipen zy in het llyk der Moeras-
fen shun vel is zo Iymagtig,dat hec dier ’erzig
op allerly wyze, en op alle lighaamen mede
vasthegten kan, zelfs op het gladfte ys. Ook
is de Boomkikvorsch de beste fpringer van alle
Kikvorfehen; hy weec zig zo hehendig van zyne
vingeren pf pooten te bedienen, dat het genoeg
is , dat hy maar even een blad, of dnn takje
aanraakt, om ®er zig aan vast te houden, era
verder te .klimmen, Van zynen prooy maakt hy
zigs bykans op dezelfde wyze, meester,als de
bruine Land-Kikvorsch, doch met dit onderfcheid,
dac hy *er behendiger mede te werfe
gaat. De mannetjes Boomkikvorfcbm beginnen
niec voor het vierde jaar te kwaaken, vermits zy.
niet eefder tot de voortceeling bekwaam zyn;
ook krygc hun keel voor deezen tyd geen brui-
ne klepr, maar die der wyfjes, blyft wit; voor
het overige geefc bun gekwaak, dac met hec
begin van de lente begint, regenagtig wedr te
kennen. Om zig derhalven een levendeii vogt-?
meeter te verfchaffen, kan men gevoeglyk een
' niapnetjef BofitnMkvomkm pep glas met gras^
I
1
M g s p l i Aprih zy zoeken moerasfen, mby ®
C e „ I r f . , de manne.,es doe» « j™
gelnid veel Herker hooren, dan de grm>
Kikvorfehen. Wanneer ’er veele m een water
a ,n , ao hoort men hen, “ f e K “
aan de ayde.naar welke de
afftand van meer dan één en een ba f uur , want
zo dra een mannetje beginc te kwaaken, zo v -
gezellen hem alie de andere. Op een grooten
tfftand zou men die geluid voor dat van een me*
nigce honden neemen. AXa&e BoomkávoTfc^n
kwaaken, zetten zy hunne keel op *
kelyke wyze uitsmen zou dezelve ais dnnvoor
e en v l i e z i g e zakaanzien, die metlüchc
V . Laat ons nu toe dat allerverwonderlyksc
era verbazendst Infect, den Polyp usoí Vedvoet
genaamc, overgaan, waar van de Heer Uarit-
«eí ons, van pag. 201 t o t a i i »verfcheiden merk-
waardige Byzonderheden vethaalt, die de Heer
Jremhley in den Jaare 1740 h « eersc ontdekt
heeft, bevindende, dac de Polypen, eensdeels, toc
,de Planten fchynen te behooren, vermits mea
ze aan veele ftukken kan fnyden, en zy wec^er
aangroeijen; anderdeels, toe de dieren, om dac
zy behendig zyn in hec vangen van hun prooy
en gulzigin het eeten. Op w a t wyze toch heeft
f e i r i 'í f.;!
life
. H - . - ..
fe