
t
: 'if-
V . Ik zal het U vooiieezen: , , Ik twyffele,
Czegt h y ) of wy wel helder weèr zullen behou-
„ den, anders gun ik U , vroeg oflaat een günstig
„ uuraantetreffen, om denzelven [den iffocirer
„ naamlyk] zo klaar te zien, als c a s s in i , f o n t a -
„ N A ,S H O R T ,R Ö D K IE R , H O R R E B O W , M O N T B A R -
, , R O U , M A Y E R , M O N T A IG N E ,eilbOVenal A B R A -
„ H A M S C H E U T E N , A D A M S Z ., met veifcheiden
, j zyner Vriendeii, dien befchouwd hebben.” —
Zie daar de zaak door negen, waaronder niet
weinig loflyk bekende , Getuigen bewaarheid..
A . O f opgegeeven; en ze lf wel door meer
dan negen Getuigen, zoo G y wilt ; mids g y
for de Vrienden van den Heer s c h e u t e n byvoe-
ge. Dan, welligt gaat ge d ie , fiilzwygende ,
vo orb y, uit hoofde van de getuigenisfe, door
den Heer Martinet zelven, van hen gegeeven.
V . ’ t Is waar, volgens zyn Eerw. zyn zy
Siet zeer bevoegd , om over de echtheid der
Waarneeminge te vonnisfen ; fchoon zy for aan.
fchouwers van geweest zyn : Ja ze lf getuige-
nisfe geeven van eene zxwarte erwt in de zon
gezien te hebben. Zie bladz. 214.
A . Genoeg hiervan, en wy moeten ernfiig
blyven. Ik verzeker U echter, d a t , ondanks
den Heer Martinet,, ondanks den Heer Scheuten
, en alle zyne Vrienden , de Heer de h
Lande, die, in deezen, alles by my a fd oet,
nog heden ten dage, blyft twyfelen, ofwelédii
der agt eerst opgenoemde Getuigen, den/fo-
nm-wachier, immer, waargenomen hebbe.
V. Ik
'V . Ik bidde U zeg “ 7 ’ gevoelt de
Heer de la Lande.
A . Luistcr, ik zal het U doen hooren. „ He t,
, zou hier,” lAstrommie, B. XVIII. §. s q j*
en A h r lg i d' Astronomie %- 874 en 875*]
„ zou hier de plaats zyn,” zegt zyn Ed. „ om^
„ over den Satelliet van Venus te fpreeken ,
,, dien de Heeren C a s fn i, Short en meeran-
, , dere Sterrekundigen gemeend hebben te be-
, , fpeuren, [Hist, de T Acad, pour 1741* J -
„ lofoph. Transactions N X 459* Encyclopidte ,
, T. XVII. pag. 837.] de vergeeffche
„ pogingen, welke ik, b e n e v e n s veele jd e r e
„ Sterrekundigen beb aangewend, om hem re
„ zien, overreden my, dat het eene UlufirM
, , optique, o l gezichtkundige fchynvertoomng
„ is , die door d e g l a f e n d e r T e l e s c o p e n e n V e r -
rekykers veroorzaakt wordt. Dit is het geen
Vader H e l l in den Appendix van zyne
„ Ephemerides , voor ’t Jaar 1766 , en V-.
„ B o s c o v i t s c h in zyn derde Disftrtam
over de Gezigtkuiide denken.
. , De Heer S h o r t , dien ik te Louden, m
Jaar 1763 , daar over fprak , Icheen zelf
” deaanwezigbeideensSacelliets van Fem« niet
”, te geloven, maar veel eer die v a n eeneande-
” re Planeet, welke minder licht terug kaatzende,
niet dan zeer bezwaarlyk zigtbaar is. Ik
” zou byna geloven, dat hy die laatfte onder-
. ftelling niet maakte, als om het al te voor-
F 5
V i
A-S.
\/V:
3 «»-
, fi-
-n t i