
f - - f ; ' L Ij
.1
ß ‘ T ||. *
Í i'
f • ,
% f - « - !i ■:7 ?!fel )j : -
?li 7 '
lOQ N A T Ü Ü R K'o: N 0 S O ®
nig ondervinding, om ’er met zekerheid van i®
kunnen fpreeken.
V. Dat is zo , misfchien dat onze nakomelín»
gen *er nadere ontdekkingen in zulien doen,
waar over men als dan verfield zainaoetenfhan,
gelyk wy nu ook veele dingen, met verbaasd-
heid befchouwen, waar van onze voorvadera
' niets geweeten hebben. Desgelyks heb ik nu
ook met verwondering, op gemelde pag. i j j ,
gelezen, dac men de Siakken het hoofd kan af»
, fnyden, en hec vermaak genieten, van ze weder»
om te zaamen te zien groeijen, het geene waar-
lyk al eene zeer vreemde en verwonderlyke ei-
genfchap van dit Infect is. Doch, niet minder
vreemd is dac geene, wac de Heer Martinet,
vzndeAardwormen, op pag. 17 4 , zegt , dac
als men die den kop en ftaarc affnydc, dezelven
weder aangroeijen.
A. Alhoewel ik Ü hier van niet proefkundig
kan overtuigen, wyl ik zulks nooic gezien heb,
go kan het echter zeer wel mogelyk zyn^ en ik
tvayffd niet, o f de Heer Martinet, fchoon by
geene gemigenisfen van andere Natuurkenners,
daaromtrent aanbaak,zal door waarneemingen,
des aangaande, genoegzaam verzekert zyn; de
wanderen der Natuur worden, hoc langer hoe
meer , door de menigvuldige waarneemingerj
van veele Liefhebhers der Natuurkunde,ontdekt,
cnfehoon d.e Siak ea de Aard worm , als geringe
■ I A 'A N tó R fe'K I te Ö & Ni ■
fn verachtte fehepzels worden aangezien, heeft
iaatstgemelde echter zodanige treflyke deelen,
ingewanden,en andere lighaams-leeden, welke
met eene wonderbaare en-geheei Godlyke Konst
yefatfoeneerd zyn. Zyn geheele lighaam is met
d a n e e n z a m e n w e e f z e l , o f e e h a a n e e n f c h a k e l i n g
van ringfpieren, welker rondom loopende ve-
zeJen, wanneer zy zig zamenilrekken, ieder
ring, die van te vooren wydt en uitgezetwas,
naauwer en langer maaken. In den Aardworm
vind ik eene dergelyke fpier, die fchroefsge-
wyze gedraaid is , en by welke men, op eenigerlei
maniere, haate beweegingen vergelyken kan.
Hier door boort dit diertje (het welk zeer wel
naar de fchroef van een boor gelykt) beter doot
de aarde, om zig, daar eenen weg te maaken.
Wac zyne kruipende beweeging,aanbelangt;
men kan dezelve klaar genoeg uitleggen, doof
een koperdraad, welke rondom een rond , en
langwerpig ligchaam, of Cy/i'«aer, gewonden is;
want als men den Cylinder te rug trekt, en men
een eind van den draad uitfpant, brengt men he£
ander eind nader. Op dezelfde wyze , fteekt de
Aardworm zyn voorfte gedeelte van het lighaam
naar vooren uit ^^in het zelve kruisgewyste buigen)
en hy houd het dus gefloten, op zyne fraalle
, pooten, welke hy heefc, waar na hy hec ach«
terfte gedeelce naar zig trekc, want als her bo«
venfte gedeelte van zyn lighaam verlengd, en ZO
verre uicgerekc word: tot deplaacs, in welke h e t
G 3 an?
ÍI
i r ' / M
t l
i ■