
| i '4'
f \
(t'-r;.
Ki
r .
l<i N A T Ü Ü R K Ü N D I Q E
middelkegelachtige iprongeh der vlooijen; de
wonderlyke beweeging van de langpoocen, die
op hec water dansfen, wonder datzy hunne pooten
nat maaken ; de beweeging der watertorreii,
welke kringen befchryven; met eene uitmun*
tende vlugheid; verder de fprongen, die de
Smitstorren doen, als zy op den rug liggen;
om weder op hunne pooten te komen; de ver-
wonderlyke beweegingen der Spinnekoppen 3
die zig in een regte lyn voorcwerpen 3 om van den
eenen muuf op den anderen tekoomea, zonder*
eenige andere onderfteuning dan hunne dfaaden.
De dagvlinders vliegen regtlynig door de lucht;
de nagtvlindefs dragen hunne vieugelen nederwaarts,
en de langpoocen evenwydig met den
Horizon. De mieren gaan in talryke benden 3
om hun voedzel en bouwftofFen , weike zy in
haare onderaardfche voorraadfchuuren overbren-
gen. De rupfen en wormen, als zy zig van de
eene naar de andere pJaatsbegeeven willen, rek-
ken het fpieragtig vel uii, welk de eerfte ringen'
van de andere fcheidt; aisdan brengen zy den
eerften ring, tot op een zekerenafftand, voorts^
Vervolgens doen z y , met zig intekrimpen, en
hec vel ce rimpelen, den tweeden ring naderen;
door dezelfde beweeging, doenzy denderden,
en vervolgens hec geheele lighaam voortgaan*
Dus is het, dat deeze kleine dieren, en zelfs de
geene, welke geene pooten hebben , voor«'
waarts beweegen; en naar hunnen wil van plaats
ver«
á A N M E R K Í K G E Ñ i i f .
Veränderen,, uit de aarde voorckomen, en *ef
zieh , op ’c minst gevaar 3 Weder in begeeven ¿
Voorcgaan en terug vvykeií, volgens hunne be-
hoefcen¿ Sommige Infecten hebben de agterfté
pooten veel langer dan de middelftcj ’c welfc
hen hec fpringen geraaklyk maakt, of hen dé
eerfte beweeging tot hec vliegen veroorzaakt.
Vi Zyn de Ouden in vroegere tyden, van denk«
beeid geweest, dat de voortteeling der Infec«
ten, door veírotting gefchiedde, gelyk do Heef
Martinet my op pag. aSá leert?
A. Ja; doch door nader onderzoek is metí
van het tegendeél vólkomen oVert’uigd gewor«
den,want alie Infesten fchynen reeds3evenni
hunne geboórte, bedacht te zyn ora te paaren,
hun geflacht te vermenigvuldigen 3 en te ver*
eeuwigen; het fehync zelfs 3 dat zy tòt geetí
ander oogmerk gefshikt zyn, doch dé middé«
len, die zy hier toe in ’t werk ftellen 3 zyn nxf
Verfchiiiende. Hoe vrugtbaar en onuitpudyk dé
Nacuur is , in werktuiglyke uitvindingen3 kunc
; gy leeren begrypen, uit de voortteelinge def
piantvooijen 3 de wo'nderbáarlyke paarirtg derla-'
fecten, welke-men Juffhrtjes noemt, éneené
meenigré andere, die meede al zoo zonderlíng
zyn¿ Ora die gewigtig oogmerk ce volbrengen #
Vormen eenige, gelyk de mieren3 volkpiantin«-
gen, en voegen z ig , in eene maatfbhappy, ais
een Gemeenebest , by elkanderS andere wykett
san een zyde,< en doen 3 voor en ns het oogen'"'
■ Ili. Sto& i