
/ÍÍ
w.
ti
'S X
» ;;
íS N Ä T U U R K O N D I O E a a ñ m e r k í í í g e n ; 19
i\
V f
j AI
V í
\'\i
V4
blik van de genieting, de lucht vaneenfcherp
geluid weérgalmen, dat men eenigermaate voor
hec geiuid van een Suit neemen zou, andere
Infecten paaren wederom in ftilte. De Wyfjes
van den Gliníierworm, vertoonen zieh, geduu-
rende de zomernagten, ais een phosporus in
de ftruiken; deeze glans nu is voor haare man»
netjes een kenteken van haare begeerte tot de
paaring,en van de plaats, op welke zy haar vin-
den kunnen: dit vind ook plaats ten opzigte van
andere dieren, welke des nagts licht van zig
geeven.
Vw Maar is de leeftyd der Infecten zo kort,
ais de Heer Martinet my, op pag. 26. leert?
A. Ja, doch fchoon dezelve zulk een körten
tyd leeven, zo hebben zy echter in vergelding
een veel fterker leeven, en komen, gelyk de
Heer Martinet U aldaar leert, in een groote
menigte tevoorfehyn, want'’er zyn infecten ,
die men Ziert jes noemt, welke in eenige da-
gen toe duizend vermenigvuldigen. De Haft,
een foort van vlieg , wier leeftyd zeer k o r tis ,
befteed denzelven niet geheel, om over de
oppervlakte van het water te vliegen. De Na-
tuur heeft gewilc, dat eenige uuren haar langduu-
rig genoegzyn zouden tot haare vermaaken, paa*
ring en eijerlegging. Daar zyn fomroige le-
vendbaarende vliegen, die zo verbaafendvrugtbaar
zyn, datzy’er tweeduizend andere, in ieder
dragt, ter waereld brengen. Alhoewel nudeez
t
ze diertjes eene Zeer geringe üitgébreidheld ira
de waereld beflaan, zo zouden zy echter, bin«'
íien zeer korcen tyd, geheele Wolken van Infecten
te voorfchyn brengen, die verfcheiden
landen konden vervullen, zo zy aart de vogelen
en fpinnekoppen , niet tot een prooi verflrekten«
V. Oe Infecten worden dan, fchoon zy ge-
Wapend zyn, gelyk de Heer Mattinet my op
pagi 2Ö en 27. leetí, in een groote menigte op
allerlei wyze gedood, én vermoedeiyk dooden
Zy ook elkanderen ?
A. Buiten twyffel | wanc daaf heerfcht ondef
de Infecten, gelyk onder alie andere dieren,
eene zekere haac, afkeerigheid, listigheid,
en gevechten i de groote béoorlogen de kleine,
en die de zwakííe zyn, worden den fterkííen tor
een prooi.
V. Dan gaat het met de Infecten, ais met de
ííienfchen in Oorlogstyden, doch met dit onderfcheid,
dat de Infecten, door een natuurlyk In«
ñinct, jüist dat geene, otü zo te fpreekén,,
blindelings verrigten, wat de menfchen mee
Verfland, oordeel, voorafgaande redeneerlngen
en groote moeiten ter uitvoer brengen; echter
koraí het flot der zaake op één uit, nsmelyk,
malkander om hals te brengen; en dus Zou
ínen kunnen vraägen, o f de verheveoe zielver-
inogens van den mensch dan, in diergelyke ge-
vallen , iets meer te achten zyn, dan een dlerlyk
inílinct? doch verhaal ffly verdei van de ver^
woestingen der Infecten.
B a A , A h