
hl
ir
I ií;
I VtÍ
m
U'l
5a N A T O ü R K Ü N D í G e
in het oogenblik, wanneer de worm zig aaa
de vlíezen der darmenvasthechc,het Paard ver»
woed wordt, door de fmerte, die hec hier door
gevoeld. De klaauwtjes en doornen, met welke
deeze wormen gewapend zyn, ílellen hen
in ftaat, om zieh vast te houden, dat zy door
den drek niet medegevoerd worden, die door
de s a men doorgaat: zy dienen hen, ora in
deeze ingewanden voort te kruipen, en tot in de
maagdoortedringen, gelyk die dikwils gebeurt;
eindelyk, zy dienen hen, om tegens de krings-
wyze beweeging der darmen befland te zyn.
Deeze Vlieg werpt verfcheiden wormen in de
darmen der Paarden, want Faüsnieri, heefc
tot zevenhonderc eijeren in den bulk van één deezer
Vliegen geceld. Als deeze wormen hunnen
volkomen aangroei verkreegen hebben , zo lasten
zy zig met de andere ftoffe medevoeren,
die hec Paard natuurlyk loost; zy vallen ter aarde,
en zoeken, op ftaande voet, een wykplaats,
alwaar zy inveiligheid zyn kunnen,geduurende
den tyd, dac zy hunne gedaante-verwisfelingen
ondergaan, die hen tot den ftaac van Vliegen
brengen. Men bemerkt niet, dat de Paarden
aanmerklyk door deeze wormen gekweld worden,
ten minften , zo ’er de hoeveelheid van
niet onmatig groot is , gelyk zulks in het Jaar
17 13 in het Feroneefcbe en Mantuafche go-
beurd is , alwaar zy een befmetJyke ziekte ver«
oorzaakten, die veele Paarden deed omkomen:
y . De
A A N M E R K I N G E N . 53
V . De merkwaardige en tevens wonderbaar-
lyke Scaatsverwisfeling, en ’t Lighaamsmaak-
zel van de M u g , waar van de Heer Martinet
op pag. 83, enz, fpreekt, zal buiten twyffel by
weinige menfchen bekend zyn, fchoon zy dit
lästige diertje duizendmaalen in den Zoraer gezien
zullen hebben; doch hoe weinig acht geeft
men op de boedanigheden, met weike dit kleine
diertje van den Schepper der Natuur werde voort-
gebragt, en wie zou op hec bloote gezigt zeggen
, dat hetzelve zulk een Konstftuk in ’ t klein
was. Maar, volgens de befchryvinge van den
Heer Martinet, fchynt het, als o f dit diertje
maar vier pooten heeft; ten minften, zyn Eerwaarde
melde niet meer, dan van vier, en ik
meen wel geleezen te hebben, datze van zes
pooten voorzien was ?
A. Buiten twyffel: en daar is een ander Natuurkenner,
die zig daaromtrent aldus ukdrukc, en
zeg t; de Mug is een lang en z a g t , dar tot
het geilagt der Vliegen behoort; hec heefc zes zeer
lange beenen, die uitwendig gekromd zyn; de
achterfte zyn veel langer dan de voorfte; haar
buik beftaat uit negen plaatjes o f ringen; haar
kop is klein, haare oogen zyii zwart, en boven
dezelve zyn tw e e ,met baarden bezetce, Sprieten
geplaatst; in plaats van een mond, heeft zy een
fpitzen harden ea hollen fnuit, met welken zy de
huid doorboorc, en het bloed der dieren, en
voornaamelyk dac der menfchen uitzuigt,’cgeeti
zy driftiger fchynt te bemionen , en waarmede
D 3 2y
’ K l
is I
.f
ÍÍI
fi r
( f
.li
5 iä