
W'-'t
„ deniGvloedoponzeIighaamen?” Enomwe!fe
nader te bevestigen, zyn Eerw. op pag. 258,
dus vervolgc: ,, dan, met dit ailes, is flec ons
„ eigen , in een fomber vertrek, fomber te
„ denken ; endaaroin moet men allen Leerlin»
,, gen aicoos aanraaden een lustige wel verlichcte
„ Scudeerkamer te verkiezen, eh heeft ze een
5, vrolyk ruim uitzigt, dès te beter.”
A. Ik kan befpeuren, dat Gy hier aan uw
Mufæum denkt.
V. Zoo is het ; doch zulks, dac weet g e , geefc
my noch de voordeelen, noch de genoegens,
welken de Tytelprint voor het eerfle deel van
den Katechismus ons aankondigr, aangaande de
Kamer van den Heer Martinet.
■ A. Dat is waar; maar hec gaac v.isc, dat een
vrolyk vertrek, de denkbeelden verlevendigc;
ja zelf nieuwe wekt. — Getuige de bevallige
Voorrede van àenUeet M artinet, in welke wy
leezen : -- „ gelyk voorheen de zee, zo wek-
,, te toen hec heerlyk landgezigt üit myne ka-
„ mer, ter lengte van drie o f vier uuren, over
vlakke velden, tegen bergen en bosfehen,
in my veele edele gedagten over de fchoone
fcheppinge. Zagte voorwerpen der Natuur,
telkens gezien (eene lieve ftille verkwikking
onder de ftudien) hadden invloed op myn
hart, en deelden aan hetzelve eene hèldere
levendigheid mede, die den arbeid nietwei-
nig begunftigde , en ongetwyffeld gelukkige?
35
33
33
3>
33
83
33
^ ger heeft doen uitvallen.” En,hieruitzoumen
kunnen befluiten , dac eene fombere wooning,
Gfduister vertrek, denkelyk van een tegenp-
field uitwerkfel zou geweest .zyn; immers, het
äs buiten twyflel zeeker , dac een aangenaam
licht en luchtig vertrek, mec een fraay uitzigt,
' den geest vervroIykt,fcn ons vlugger doet denken.
V. Maar, denkt Gy wel om hec bekende Vaers:
Non hene fit ßudium, quoäcünque, fit ante
feneßram, ,
Neque ante focum & c .
te kennen geevende, dat m e n met geen genoeg-
zaame aandagt en oplettenheid kan ftudeeren ,
wanneer men voor Ijet venfter , of voor hec
vuur Zit,, eensdeels, om dac de gedagten, door
de uitwendige voorwerpen, die men van binnen
ziet, en op de zintuigen werken, meer o f min
v e r f t r o o i d e n a f g e t r o k k e n worden , van zodanige
onderwerpen, waar aan,men wil denken; anderdeels
, om dat men byeen goed vuur zitten-
d e , dikwils vadzig en flaperig wordt. Bovendien
zal ikU voorbeeldenopgeeven, datdeduis-
lernis, in fommige opzigten , al zo wel, ja
zelf fomwylen beter gefchikt is toc denken en
fiudeeren, dan het licht, o f een heldere dag.^
A. Welänn. Maar gy moet geene Papegaai«
jen tot getuigen roepen; om dat men deeze
in ’c duister best leert praacen,
V. Neea
, ■■ i»f. ■
A (
■ X* -,31 :
f : ,
f i f e !
Vià
'm
lï ,1 x ' i
t ’■J
m