
I J í
M"
'-fj-
fYe h " ' 1 I. ;
^ fe
IFv 'VV!*
li'C»,!
^ ;!
,• (M
fei
? 3 4 N A T U U R K Ü N D I G E
M en dient veel oplettenheid te gebruiken op
den invJoed, Jie n de lucht, op de planten heeft;
want er zyn e r, die veroorzaakt w orden, eers«
telyk, door de deelen, die de lucht vormen;
ten tweeden, door de vreemde ftoffen, die zy
om voert,- ten derden,door bet gewigt van den
dam pkring; en ten vierden, door deszelfs ge-
fteldheid. Alle deeze byzondere verfchynfelen,
die door den invlogd der luehc op de Planten
voortgebragc w orden, kunnen ons, wanneer zy
naauwkeurig onderzogt zy n , regelen doen bem
erken, die tot de aankweeking, bloeijing en
zaaijing der Planten moeten in acht genomen
worden. V erder, wat hec werktuiglyk faraen*
flel der Planten betrefc, als mede de gelykvor«
niigheden, weike tusfchen het D ier, de Plant
en het Delfbaar lighaam plaats hebben, daarora-
treut heefc de vermaarde Bußn eene zeer ver-
nufdge'vergelyking gemaakt.
V. E n waar in beftaat dezelve?
A . In de volgende redenen. H et woord
Dier, zegc de H eer de in de beteken
is, m welke wy het gemeenlyk neem en, drukt
een algemeen denkbeeld uic, famengefteld vg?
byzondere deckbesiden, die men zig van eenige
byzondere dieren gemaakt heefc. H et algg.
meen denkbeeld, dac wy ons van het D ier g evormd
hebben, zal, z o g y w ilc , voornamelyk •
Oütleend zyn van h et byzondere, denkbeeld van
sen bond, paard, q f andere beescen, die ons
- ■ ‘ . fchy? >
'■ , >à X te ’i« E 'K I te E te. I3S
fchynen verftand en wil te hebben # Zig te
feeweegen, en te bepaalen# volgens dee*
gen Wii, die üit vleesch en bloed zyn Tamenge-,
field; die hun voedzel zoeken, en neemen;
die Zinnen, fexe# en het vermOógeìì hebben,
om huns gelyken voorc te brengen. W y voegen
dan een groote menigte byzondere denk*
Beeiden famen # wanneer wy het algemeen denk-
beeld vofinen, ’t geen wy door het woord 0/éf
iitdrakken, en men moet acht geeven, dat in
bet groot getai van deeze byzondere denkbeel?
den, niet één is , dat hec weezen uitmaakt van
bet algemeen denkbeeld; want ’er zyn, vo^:
g e n s hec algemeene getmgenis, Dieren, die
fchynen 5 noch verftind, noeh wii, noch eenige
voortgaande beweeging te hebben t meö
beeft ’e t , die noch vleesch noch bloed hebben,
en die niec anders dan een geftremc flym fchy.3
hen ; andere, die hun voedzel niec kunnen zoeken,
en die het niec dan van de hoofdftof be®
komen, in weike zy leeven. Eindelyk heeft
men ’et die geen Zinnen hebben, zelFs dat van
bet gevoel niet; ten raibften in geen graad, die,
Voor ons merkbaar is. ’E rzyn * e r , die geen
fe ie hebben, andere die ze beiden hebben;
daar blyft van ’c algemeen niets over aan het
B i e r , dan het geen hetzelve met de plant ge*
toeenis, dat is te Zeggen, het vermögen om
zig te vermenigvuldigen. Hec is derhalven van
bet geheel te famen, dat hec algemeene denk«
1 4 beeid
Í Í 1 ' i r * Alé
i l 1 i
h Íi
' Ì ' i h
i ß r
, ,
i ■
•
l à
'' fr»
' ^ I
11
?
i
L