
li 1 I t l
enkanddn jaar goed gehouden worden, wan^
neer men het in welgefloten vaten bewaart, en
een weinig olie op hetzelve giet. De Herders
verfrisfchen zig dikwils met dit vocht in de
bosfehen, zo als het door de handen der Na-
tuur voortgebragt wordt; een eenige tak geeft,
zo men zegt, fomtyds op diin dag, meer dan
acht o f tien ponden van dit vocht uit; men vcr-
ze k e r t, dat het de vlakken van het aangezigt
verdryft, zo men het ’er verfcheide maaien op
een dag mede wascht, en het zonder afwas-
fchen laat .opdrogen.
De Elfenhoom is hoog eu van eene middelmatige
dikte. Zyn hout is roodächtig, zacht,
ligt en gemaklyk te bearbeiden. Zyn fchors
is uitwendig graauwachtig, inwendig geelachtig,
bitter, een weinig famentrekkende en onaange-
naam. Zyne bladeren zyn rond, eenigzinsbreed,
en kleverig. Deeze boom brengt bioemen met
heimftyltjes voort; deszelfs bladen hebben een fa-
mentrekkenden en eenigfints bitteren fmaak.Dee-
ze boom bemint de vogtige en moerasiige plaatfen.
Hy vermenigvuldigt zeer gemakkelyk; een
groot ftuk Elzenhout, met een byl in v y fo fz e s
ftukken geklieft, verfchaft zoo veele ftekkcn,
die zeer wel flagen. Hy kan mede door inleg-
ging vermenigvuldigd worden; wapneermen een
uitfpruitfel of tak in de aarde Icgt, zobekoorat
men hier door, ten einde van twee o f drie jaaren,
verfcheide gewortelde planten, Het Elfenhout,
dat
flat ligtelijk in delncht verderft, duurt vry lang
in ’t water, hierom is het zeer goed tot paalen
en tot buizen, om water doorteleiden. Menge-
bruikt het tot ladders, flyl“ en andere zaaken;
het wordt mede d o o r deldompenmakersgezogt.
De Schrynwerkers gebruiken het zeer veel , om
dat het zeer fraai zwartgeverfdkan worden, en
door het flerk te wry ven, naar E bbenhout gelijkt.
De Esfchenboom is ook hoog van flam,
en groeit best, op koeie en vogtige plaatfen ,
a ls , aan den oever der rivieren en weiden; zy-
ue wortelen zyn groot en fpreiden zig aan alle
zyden over de oppervlakte van de aarde uit;
zyn flam is zeer hoog, recht, vry dik, en met
een gladde en aschverwige fchors bedekt; zijn
hout is w it , gladengewolkt; zyne takken ftaan
tegen elkander over; de jongfte deezer zijn t e d
e r, eenigzins knoopachtig, en bevatten cen
wit en fponsachtig merg; de oude takken zyn
geheel houtachtig; zyne bladeren zyn langwer-
p ig , en by paaren längs een rib gefchikt, wel-
ke in een'getand blad eindigt; zy hebben een
bitteren en fcherpen fmaak, en haare kleur isle*
vendig groen ; zyne bioemen zyn tros\vyze ge-
fchikte heimftyltjes , die voor de bladeren te
voorfchyn komen, en ras verdWynea : op dezelve
volgt een langwerpig vliesagtig blaadje ;
dat de gedaante van een vogeltong heeft; het
is plat, en zeer dun aan deszelfs einde, \en bevat
aan zyn begin een zaad, dat byna eirond ,
M 3 w it, r/1