
' í-
. -
, r
' ‘
fe
den bedekc zyn, zo dimrt dit geveclu fomtyds
Zier lang; dikwils kunnen zy elkander niet kwetzen
, en laacen eindelyk los; fomtyds vindt een
van beide middel, om haaren vergiftigen angel
aan het einde van de borstwapenen,in tedruk»
ken, en de zegepralende laat de andere op hec
llof uitgellrekt liggen. Veeltyds is de overwia-
ring voor haar van droevige gevolgen, vermits
zy haaren angel verliest. Behalven deeze byzondere
tweegevegten van Byen tegen Byen, vallen
’er fomtyds algemeene gevegten voor; wanneer
eene volkplanting van B} én haaren geboortekorf
vetiaaten, en een andere wooqplaats, in eea
vreemd Jand gaat zoeken,en by ongeiukineen
reeds bewoond land aankomt, dac is te zeggen,
in een kori, van welken al andere bezic genomen
hebben, dan vale ’er eeñ algemeene
veldflag voor.
V. Hoe lang toch is wel het leven der Byen,
en met welke vyanden hebben zy wel te kam*
pen ?
A. Hun leven aangaande: binnen den tyd van
twee jaaren, worden de korven van Byéo beroofd,
in den herfst, en in de Leme. Volgens getuigenis
van den Abe de la Ferriere, zou ’er meer dan een
derde gedeelte van ieder korf, in den Herfst,
flerven, en niec minder in de Lente; weshalven
hy zo min ais andere Schryvers kan geloven,
dac zy zeven jaaren en langer leeven. De
Heer de Reaumur is mede van die gedagten,
ten, fchoon de proefneemingen, die hy deswegen
gedaan heeft, hem niets zekers hebben doen
ontdekken; derhalven is het geen, wat men van
de duuring van hec leven der B ié i zegt, nog
zeer otízeker. Voor hec overige gelyken de
Byénkorven naar de Steden,die dikwils vanm-
woonderen veränderen, en welker duuring on-
eindig langer dan die der bürgeren is, welke
harir bewoonen, Quiten hec grooc getai Byen,
die eenen natuurlyken dood fterven, komen er
0Og veele, door eenen geweldigen dood,om,
zy hebben buiten haare korven, een menigte
vyanden. Nietcegenftaande zy gewapend zyn ,
met eenen vergiftigen angel, zo ztvelgen haar
echter verfcheiden vogelen ievendig In; de Zwaluwen
en Méézen dooden eene menigte van dezelve;
doch de Musfchen Verflinden ’er nog
een grooter gecal, die zy als koorengraanen,
doorzwelgen. Men heeft Musfchen gezien,
die drie Byen ee gelyk by haare jongen bragcen,
één in haaren bek, en de andere twee in haare
pooten. De Wespen en Horfeis verfcheuren den
buik der Byen, om’er het geene uittezuigen,
dac ’er in vervac is.' Sommige Reizigers zeg.
gen, dat men op verfcheiden Eilanden van
Amerika geene Byen heefc, ora dat de Wespen
hier in een groot aantal zyn, dat zy haar alle
ombrengen- De Byen behoeven voor de Spin«
nekoppen niet zeer bevreesd te zyn, maar veel
eer voor de Hagedisfen, Kikvorfehen en Pad*
F 4 den.
| . l
, h
; p l
'il 1
1-
r‘ 1
't *l
i i i
C I
f?
Í- .
iä*-' i. II