
N Ä T ü ü R K U tí D I
P ie , welke geene vleugelep bezitten, gelyk
<ic Lutzen, Pisfebedden, Vlooijen, Ziert jes,
en Spimiekopen, wordea Ong^vfugelde genoemd.
War nu aangaat, de Infecten, die
in het water leeyen, e.n welke met Schelpen
p f Schaalen overdekt zyn , die noemt men O « -
gsvMugelde Water-lnfecten. Deeze en meer
andere Rangfchikkingen hebben de Natnurken-
-ners van dé Infeäen gegeeven, doch vyegens
dé menigvuldige veranderinge derzelye ont»
breeken Jer nog eene nienigtejCentekenen, na.’
demaal, er Infecten gevonden worden, wier
vieugelen meer. o f min geheel, hard , zagt,
meelagcig of glad zyn; fommige Infecten, h.eb-’
ben hairen, itekels, knoppen, meer o f min
lar ge fprieten , welkeopgeblazenpfwoiiigzyn;
andere zyn voorzien vannypers, omhunnen proo|
te vatten, o f van canden , o f met een angel, welke,
dient om zig te verdeedigen , o f om te eeten,,
p f om hnnne eiferen te leggen: efndelyk , vind
men Infecten , d|e bykans naar geene dieren,
gelyken, by voorbeeld, de G a p in fe cU n dp
Pro-Gal-Infecten, enz. -
V. Op pag. II en 12,, fpreekt de Heer.
Martifiet van de vetvvonderlyke Sprieten der
Infecien, pp zegt, dar men nog zeer onkundig
is, ten opzigte van het gebruik derzelve,
pf waar toe die aan de Infegen diepen; kun&
^y. my ook hier van iets naders, zeggen
á ’. Í.í’íecjen zyn, he; is waar, m.et eep
foort
foort van hoornen op den kop voorzien f aan
welken men deezen naam van Sprieten gegeewen
heeft, die zig op hunne voetllukken beweegen,
en in verfchiiiende richtingen kunnen
buigen, door middel van verfcheiden Gewrig*
ten, LeedtjesofRingetjes., zo als de Heer Marir-
«er dezelve noemt. Deeze Sprieten kan men aan-,
merken als een onderfpheiden kenteken der Man-
netjes,o.m dat die der Mannetjes alcoos veel fchoft-
ner zyn dan die der Wyfjes. Wat nu ket gebruik
van deeze Sprieten aangaat, zo merken fommige
Natuurkenners daar by aan, dat nadien de oogen
der Infecten onbeweegbaar zyn, en zy van naby
niet wel zien kunnen, zo heeft de Nacuur hen, om
dit gebrek te verhelpen, zeer fnelbeweegbaare
Sprieten gegeeven, welke hen dienftig zyn,
om dat geene te betasten, het welk hen om?
ringt, en te verhinderen, dat zy zig niec ftoo-
ten. Verfcheiden Infecten bedekken ’e r , voor
een gedeelte, hunne oogenmede, vyanneer zy
zig nederzetten, om te rusten, en zy verftrek-.
ken hen alsdan, eepigerraate, tot oogleden,
welke hen oncbreeken. Eenige mannetjes der
Infecten ftreelen en licfkoozen’er zagtjes, hunne
wyfjes mede , even voor de paaring, gelyk de
Heer Ußrbam die heeft opgemerkc, in hetbe-
fchouvyen van een bastaart-wesp.
V. Van pag. 12 tot 15 , redeneert de Heer-
Martinet over de vyf zintuigen der Infecten,,
en fchynt yan gesagten te zyn, dat men tot nog.
A 5 toe
.>•1 j
's ' ÍÍ: