
. .*.T
k
If
V'/ • ; fir
noodig; daar verloopen zelfs eenige jaaren, eer
de mensch het regte gebruik van zyne uiterlyke
zintuigen, en de Vermögens van zyne ziele be-
hoorlyk weet te gebruiken; en alles, wat hy
leert, ofbegintte onderzoeken, is hem vreemd,
oneigen, en hy moet ’ er door den ty d , aan gewennen
, o f wel eene hebbelykheid ’er van zoeken
te yerkrygen, vermits de Natuur hem flegts
alleen het vermögen tot het verkrygen dier hebbelykheid,
o f vaardigheid, en niet de hebbelykheid
zelve heeft medegedeeld , die tot deeze
o f geene bezigheden, welke zyn beroep zullen
uitmaaken, behooren. Terwyl nu de bezighe.
den der menfchen zo zeer van elkanderen verfchiiiende
z y n , om hun onderhoud te verfchaffen
, daar die der dieren, alleen beftaan in z ig ■
voedzel te bezorgen, en waartoe ieder dier in
zyn foort uit de Natuur reeds, door ingefcha-
pen konstdriften, gefchikt en bekwaam is , zo
volgt daar u it, dat de menfchen, door menig-
vuldig aangewende moeiten, en door lengte van
ty d , al dat geene moeten verkrygen, wat tot
hunne beroepen, bezigheden, werk, of beftaan
noodig is. Bovendien komt hier nog in aan-
merkinge , dat ’er veele menfchen zyn , die
door hunne ouderen, o f door andere noodwen-
dige omftandigheden, van Jongs op, tot zodanige
bezigheden o f beroepen opgeleid worden
, waartoe zy volftrekt geene natuurlyke
neiging, o f bekwaame lighaams- en zieisvermogens
gens bezitten; en in zulk een geval kan het
nietmisfen, o f de zodaiiigen worden alle brod-
delaars, in hunne foort, wat voor bezigheden,
o f beroep zy ook aanvaarden. Ieder' mensch
bezit zekerlyk zyne byzondere neigingen, en
bekwaamheden, naar ziel en lighaam, welke ,
zo zy tot zodanige bezigheden of beroepen
aangewend wierden, die met dezelve ilrook-
ten , hem buiten twyffel meer o f min zouden
doen uitmunten, gelyk men daar van menigvuldige
voorbeelden zou kunnen te berde brengen
van lieden, die, naar maare zy in ’ t verkiezen
van hun beroep o f bezigheden, hunne
natuurlyke neiging volgden , uitgemunt hebben.
De Ruiter, die dappere Zeeheld, welke ons
Vaderland, zo veele dienften gedaan heeft, zou »
in de lynbaan gebleven, nimmer onfterflyk geworden
zyn, Boerhaave, diegrooteman,munt-
te uic in deGeneeskunde, daar de Godgeleerd-
heid, in welke hy zig eerst oefende, met zyne
neiging en begrippen niet wilde ftrooken. Jatt
Steen werd een vermaard Konst-fchilder, doch
k o n , met het Bierbrouwen, dat zyn beroep
was , in geenen deele te regt komen. Poot
was beter dichter, dan hotx. Wagenaar, onze
vermaarde Landgenoot, flaagde beter in ’ t Historie
• fchry ven, dan in de Koophandel, waar toe
hy in zyne jeugd werd opgeleid , en Vondel
was beter Poeet dan Kousfen-koper en Boek-
houder van de Stads Leenbank, Zo dat her
A 5 ’er
J m
' fe'i I
I ; ' i i
II
i •'
l!" rU te]
‘i f
V i ,
TV:.
ht
l .
tel
I I fd
- yL,
' .1.
t e
1
l - ¡ I I