
so N A . T U Ü R K Ü W D I G E
I« ’>15'
I, t
t1-«M^
A. Alle de Infecten zyn bykans verfchetireti-
de dieren, en verflinden elkander , of vernielera
de een den anderen, op verfchiiiende wyzenr
ongelukkig zyn de zulken, die in een gevegt hunne
vieugelen, of hunne angels verliezen, vermits
deeze deelen niet weder aangroeijen , en het In-
fecc, dat, van tyd tot tyd, verzwakt, fterftwel
ras. De Infecten zyn van hec hoofd tot de voe-
ten gewapend, en in flaat, om kryg te voe--
ren,om aan te vallen,en zieh te verdeedigen;
zaagswyze tanden, een fchicht of angel, klaau-
wen, vieugelen, en veerkragt in de pooten,
elk weet waar in zyn kragt beftaat. Kortom ^
alle de Infecten, zo men ’er een klein getai uit-
zonderc, befehadigen alle dieren , en zelfs de
nienfchen. De Gewyde, en Ongewyde Histo«
rien zyn vol voorbeelden van Volken, die ge-
noodzaakt geweest zyn, om hun Vaderland te
verlaaten, om dat zy , door de Sprinkhaanen,
Scorpioenen , Duizendpooten , Weegluizen ,
Vlooijen, Spinnekoppen of Byen, te zeer -ge«
plaagt wierden,doch hier tegen heeft de Schepper
ook weder hulpmiddelen verfehafc, gelyk de
Heer Uzulks nader aantoont, oppagg
5 , en de volgende vm zynen Kateebismus.
V. Hoe fchadelyk nu ook de Infecten zyn
mögen, zo ieertmy de Heer Martineidzhm
dat veele derzelve voor het Menschdom ook van'
groot nut zyn kunnen, toonende my zulks,op
pag. 38 en 39, zeer duidelyk aan,
A . Dá
A. Dat is buiten allen twyffel, door de onder-
vinding bewaarheid geworden, en ik zal U by
die alles nog kortelyk onder het oog brengen ,
dac wanneer de Muggen haare eijeren in verdor-
ven water gelegd hebben, dan verteeren de wormen,
d ie ’eruit voortkoomen, alle de verdor-
ven ftoffe, die het zelve bevat. Het ongedierce
vermenigvuldigc, op eene verbazende w yze,op
de hoofden der fchurve kinderen; intusfchen
verftrekt dit hen tot nut, om dat deeze de over-
tollige vogten verteeren. De Torren verflinden,
geduurende den zoomef, alle de vogtig-
lieid en lymerigheid van den drek der vee kud-
den, zodanig, dat ’er alleen een ftof overblyft,
dac de wind over de velden verlpreid, ’t geen
een zeer grooc voordeel is , want zonder die,
(wel verre, dat deeze mesc de planten vrucht-
baar maaken kan) zo zou ’er niets groeijen op
de plaatfen, op welke zy gebragc werde.
V. WonderJyk heefc de Aimagtige Schepper
alles tot byzondere einden en oogmerken ge-
fchikt, en veele dingen, die wy menfchen op-
pervlakkig voor kwaad, o f voor onheilen zouden
aanmerken, zyn inderdaad, als men ’c van naby
befchouwd, nuttig, noodig en heilzaam, maar
laat ons nu, zo hec U belieft, cot die Infecten ,
in het byzonder, overgaan, waar van de Heer
Martinet, op pag. 43 , beginc te fpreeken.
B 3 OVER
.1
i'j
IM