
j j
M l !
fl'f
I'l -
ii
f I I
'
I M I i
f »II 511
■ f e
i '/ f 't e
-4 '
f j / A , II J
f 4 riU.. ,
van het verbranden van oud Linnen, om’ er toa-
der van te branden, van bet Vuurflaaii, van ’C
Vlas en den Hennip, welk groot nut deeze
laatfte gewasfen het Menschdom aanbrengen,
en eindelyk, welke achting men voor de Landlieden
behoorc te hebben, vermits zymede van
de nnttigfte Leden der Maatfchappy z y n , wier
hulp en by ftand wy onmogelyk kunnen ontbeeren.
A . Alle deeze onderwerpen zyn fraai en leerzaam
voorgefteld , en wanneer menze Els zooda-
uig befchouwt, dan is het zeker, dat zy ons
verwonderen en tot erkentenisfe noopen. —
Toen ik , op pag. 352» alwaa* van de achting
voor Landlieden gebandelt wordt, deeze woorden
la s , gy niaet, hy den Landman zynde,
k o o g e geboorte, geza<r, rykdommen en geleerdheid
vergeetenfchoot my een aartig geval tc
binnen , welk ikbnlangs in eenHiftorisch Werk
geleezen had , aangaande Philippns IL Koning
van Spanje.
V . Naamlyk?
A . Men verhaalt, dat Koning Philippus, op
zekeren tyd opde jagt zynde, vair zyn volk was
afgedwaald , eu zig genoodzaakt vondt, vermits
hem de nagt overviel, zyn toevlucht en
herberg te neemen in een flegt hutje, by een armen
boer; die zig niet weinig benauwd bevond, wyl
liy geen voorraad hadt, om zulk een aanzienlyken
Gast behoorlyk te onthaalen. Intusfchen evenwel
jnaakmaakte
hy het in deezen angst, zo goed als
hy konde , en meer vermögt hy ook met. Doch
toen de .Koning des morgens vroeg zoude ver-
trekken, bedankte hy zynen Waard voor de
aan hem betoonde goedvvilligheid, met byvoe-
g in g, dat hy iets van hem moest verzoeken,
bet welk hem niet geweigerd zou worden;
doch die goede boer gaf hier op ten antwoord; -
Genadige Heer Koning, ik wensch uwe Ma-
jeßeit alles goeds, maar bid ook God om deeze
genade, dat wy elkander, ms gantfche leven,
miet meer zien mögen.
V . O ! die eenvoudige goede Landman, die
geeii beter gebruik van de aanbieding vän zyn
Monarch heeft weeten te maaken, daar hy zoo
fchoone gelegenheid had, om , naastdenkelyk,
zyn tydelyk geluk te volmaaken. Zou het hem
niet berouwd hebben?
A. L it weete ik niet; maar w e l, dat, zoo
gy niets meer hierop aan te merken^ hebt,
wy ons tegenwoordig gefprek hier eindigen
zullen, om, na eene korte verpoozinge, met
vernieuwden lust weder te kunnen aanvange^n.
8 TER.
. ‘'vl
■'v!
i