
N te
[t- 11
‘ I
I i I I t -
te r ' ilw
it, mergaciitig, van een bitteeen fmaak, en
droogery - reuk is. ........... De fchors, het hout
en de vrugten van den Esfchenboom zyn van
gebruik. Het afkookfel of afweekfel vai\zyne
fchors m a a k t het ontbindzel van den vitriool
z w a r t , gelyk zulks dat der Galnoten doet; het
is eenigzins koortsbreekende, en de bladeren zyn
wondheelende. ----- Men kweekt de Esfchenboomen
van planten aan , die men in de bosfehen
affnydt; zy vorderen weinig aankweeking , om
fchoone en hooge ftammen te vormen. Men
maakt ’er heggen van, Zy llagen in de ftugge ,
klei-of krytachtige aarde niet; maar zy groeijen
fchielyk , en fchieten hoog op in de vlakten
en luchtige aarde, die weinig diepte heeft. Het
Esfchenhout is gemakkelyk te bearbeiden; het
is wit, in den beginne zacht en buigzaam: maar
door den tyd wordt het vast en zeer hard; men
gebruikt het tot wagenmakers-werk enkrygstuig,
men maakt ’er disfelbooinen voor wagens, asfen
voor koetfeii, ftaaken en hechten tot werktuigen
van, eu verkoopt het in ftukken van verfcheiden
dikte, en van tien tot achttien voeten lengte.
De Wilgenboom is fomtyds een boom en fomtyds
een boompje; hy groeit zeer welinvogti-
geen moerasiige plaatfen, en fchiet fchielyk op 5
men kapt hem zyn kruin af; deeze afkappingen
herhaalt men alle die of vier jaaren; wanneer
men hem aan de Natuur overlaat, zo wordt hy
zeer groot, zeer fghoon, en doet een fraaije
nit-
Uitwerking in de vochtige gedeelten der par-
ten. Men bekomt als dan van deeze boomen
fchooneplanken,even als vande Lmdenboomen.
Men heeft een groot getai foorten van Wilgen-
boomen , waar van eenige Rysboompjes of Teer*
boompjes bygenaamt worden; m ’t algemeen
merkt men de maniyke en vrouwlyke bioemen
OP byzondere ftammen op. De maniyke bioemen
beftaan uit heimftyltjes , en vormen, door
haarebyeenfchikking, fchubagtige katjes; maar
ZY zyn alleen uit ftaroperste famengefteld, op
welke zaadhuisjes volgen , die een meemgte
Ideine enmet pluimpjes bezette zaaden bevatten;
hierom fchynen deeze katjes , even alsmeteen
korten z e e r fyn dons bedekt te zyn. Deeze bioemen
ontluiken in de maanden Maart tn Ap r il,
en zyn de eerfte, die de Byen ftof tot hunne inzameling
v e r f c h a f f e n . D e bladeren van het grootfte
gedeelte Wilgenboomen, zyn langen fpits ,ech-
ter heeft men foorten, waar van zy byna rond
zyn; zy zyn altoos beurtelings op de takken ge-
plaatst, en men kent maar een eenig foort , in
welk zy tegens elkander overftaan. ■ De Wilgenboom
vermeerdert by uitftek gemakkelyk;
men behoeft zyne takken alleen ter diepte van
een of twee voeten in de aarde te fteeken. Men
moet het gat met een ftaak maaken, om het
kneuzen van den fchors der takken voorteko-
men, om dat ’ er verkankeringen op de befcha*
digde plaatfen ontftaan. Men plant deeze boo,
M 4 a»®*'
•Wl
m