
t '¡4ÍI
, tí
34 N A T U O R K U N D I G-l k A M E R K I d É Ñ.
in de Kaas, een Dier was, met zes pooten, twee
paar heldere oogen, met kaaken, als een nyp-
tang, en met veele hairen op zyn lyf?
A. De Natuurkenners relien wel acht en twin-
tig of derdg foorten van Myten. Da Myten itl
de Kaas, zeggen z y , zyn gelykvormig aan de
geene^ die men in her ve! der menfchen vindt;
doch een weinig grooter. Deeze Myt heeft
naauwlyks de grootce van een Neet, ’cgeen het
eytje der Luis is: baare gedaante is rond, en
moeilyk om haare kleinheid te onderfcheiden ,
zelfs met behulp van een_ Microscoop. Haar
lighaam, dat geen afdeelingen fchynt te hebben,
is nogcans in twaalf ringen verdeeldvan welke
de eerfte de kop bevat: zy bedienen er zig al*
ken van, om de dierlykezelfiiandigheid tekna-
gen; want de Myten, die van groeibaare zelf-
ftandigheden leven, zyn zeer veifcbillend, gelyk
ook verfcheide anderö foorten , waar vaö
eenigen op de infecten, andere op de Vogelen,
en weder andere op de viervoetige dieren leven.
De geene, van welken ik thans fpreek,
fchynen zig alleen aan de menfchen te hegten.
Somcyds vindt men dezelve in de pulsten der
fchorfc, en-wel in die fcboift-, welke door de
k-inderpokjes veroorzaakt wordt.
V, Wonderlyk aartig is ook de eigenfchap
der Kaaswormen, dac zy zig in elkander kunnen
rollen, en als dairomhoog ijaringen; maar
zouden zy wel wrentwlntigntäcilhoog^ikwL'
neu
hen fpringen, dan zy zelve lang zyn, gelyk dé
Heer Martinet, op pag. 54- zegt?
A. Ja. SwammerdarA heeft ’er één zieh
fpringen rer hoogte, op een afftand van zes dui«
Inen, dac is te zeggen; van vierencwmagmaul
zyne iengte, vvanc hy was omtrent drie linieti
lang. De Kaaswormen, om hunnen fprong ta
idoea, die geheel niet gevaarlyk, en waarvati
hec gezigc zeer aangenaam is,Iigcen zig ,ap hec
biiderße gedeelte van hun ftaafc, op ; vervolgens
krommen zy zig¿ en brengen buo bek aan
hef uiterfte van hun Itaart; düs maaken zy eeti
krlng, waar van zy,e en oogenblik daar na, dé
kvvee halfronden tot malkander doen naderen;
ö f zy maaken dien langwerpig | op eene wyze,
dat dezelve een naauw eijrond wordt. ln dezé
iaatfte richcing verkörten zy zig ; haalen hunne
• ringen, en de haakjes van hun mond in, raaa-
ken zig van hunnen ííaarc los, eii dan fchielyk
Uicfpatteiide, verwekken zy een geraas, of.gs¿
kraak; dat men iigcelyk kan Üooren, als meri
’er, digt b y , na luisterc. Door de Veérkragc
hu 3 welke zy door deeze Zamentrekking kry*
gen, doen zy een verbazenden fprong.
V. Ik oordeel het oök zeer goed en nuttig ¿
dac de Heer Mártinet zynen Leerling, öp pag,
J4. onderregt, aangaande de Bygeiovlgheid
van fommige menfchen, die bevreesd worden,
als zy iets in een vercrek in ’r h<utc Hooren tik-
le n , als ofhet eenZakhorologie was, en het
C S g € i