
'I I ‘ I: j
t.
over gezegd. Dan, behalven dît alles hebbe ik
for nog een en ander over te vraagen».
' A . Dit kan waar zyn,
V . Het is ook w a ar. Ik begin met pag.
I 335 ,• aldaar leezende ; „ Ik , [de Heer 47«^-
p ' fifist,] Ik heb een Kind, minder dan een
' oud, met gemak en vermaak, in zyn
„ftoeltje, een pypje zien roeken," en het L a .
tynsch Vaersje, omnia jam fiunt, fieri qua
posfe negabam, my te binnen fchietende, dagt
ik by my zelven, hoe is het mogelyk! dat een
Kind van nog geen jaaroud, en dat nog naauwlyks
bezef heeft om een pyp vast te kunnen
houden, met gemak en vermaak een pypje zou
kunnen rookea ! op wat wyze heeft dat Kind
toch g e ro c k t? heeft het de rook ingeilokt
o f weder uitgeblazen? Waarlyk! ik wil
wel bekennen, dat dit myn begrip.nog blyft
te boven gaan.
A . Dit geval is zeker zeldfaam. Maar, misfchien
is for eene drukfeil in het getai der jaaren
ingeiloopen: mooglyk zal het moeten zyn: «/«-
der dan vier jaaren ; en dan is het zo vreemd
niet.
V . Dit is mooglyk; doch ik heb de lyst
der verbeteringen nagezien , en daarop vinrf ik
echter deswege geene nadere opgave.
A . Het zou dan wel geheel over het hoofd
kunnen gezien zyn ; maar, zo het geen misflag is,
dan
dan is het buiten twyffel alleraanmerkenswaar-
4 ig s t;ja een geval,dat zelden gebeurt, en dan
zal dit kind, zoo het nog in leven is , en dus
blyft voordrooken , met for ty d , een eerfte ta-
bakfmooker zyn.
V . Ja, v o eg 'er b y , danzai men reden hebben
, o m met den Baron van holberg , inzonderheid,
for voor te vreezeii.
A . En waarom dat?
V . Om dat die zonderlinge Baron bevreesd
i s , dat de Hollanders, zonder eene menigte van
geftopte Tabakspypen, naauwlyks vermaak in
den Hemel zullen kunnen vinden. Met
welke fchertzende woorden hy zekerlyk wii te
kennen geeven;datde/7o//««i/m alléén veel grooter
liefhebbers van het ftabak-rooken z y n , dan
alle andere Natien met elkanderen.— En als dat
lieve kleine fraookertje van den Heer Martinet
eens Fransch geleerd zal hebben, moet het dit
Vaersjen van den Heer Lombard toch vooräl
leezen, ja zelf van buiten letren. E i luifter
eens, dus luidt het :
Doux charme de ma foìitude.
Fumante pipe, ardent fourneau.
Qui bannis mon inquiétude.
Et qui me purges le cerveau.
Tabac, dont mon am e eft ravie,
Lorsquausfi vite qu'un éclair,
Je te vois disfiper en Pair ;
y«
M
Y m
fell
W
t