
I't? *1“!
ti
i £ 'I
■í ií
I
kunnen worden; en weder andere brengen nil
hunne lighaamen jonge Polypen voorc, die ’er,
gelyk de’ takken uic den Stam der boomen,en
gelyk de loten uit de takken, uitfchieten De
vermeerderingen, die door de uicbottingen en
uitfcbienngen gefchieden, zyn de weecenswaar*
digfte en vrugtbaarfte. — Alle de Polypen
bevatten,.in 'c algemeen, bet vermögen dei
voorcteeling, en deeze gewaande regel.däc ’er •
geen vrugtbaarheid zonder paaring is, wordt
door deeze waarneemingen, en de ontdekkin-
gen omtrent de Plantluizen, tegengefproken. De
voortteeling der Polypen, kan men hec bestaati
J e van hec tweede en derde foori waarneemen.
Men bemerkt op een Polyp een gering uitwas,
dat de gedaante van een knop aanneemt; die iä
het hoofd van den jongen Polyp;de armen be^
ginnen om den mond te groeijen; men zie tfom.
tyds iiit een eenigePolypachtden jongen voortkomen,
wanneer deeze Polyp een overvloed
van voedzel heefc; want men heeft opgemerkt
dat de overvloed van voedzel hen vrugtbaardef
maakr. De jonge Polypen hebben hunnen vöP
komen groei nog niet verkregen, wanneer zy
reeds zelfs jongen voortbrengen, die uit hun
lighaam uitgroeijen. Dit foort van levenden
boom biedt den waarneemer het zonderlingte
fchouwfpel aan; byaldien een van deeze Polypen
den een o f ander prooi bemagtigd heefc ea
doöizwelgt, zo verdeelc zig het voedzel in alle
de
de andere Polypen , welke als zo veele takken
zyn,en deeze wordt mede gevoed van het geene
de andere overweldigen. De verandering van
kleur, die alsdan alle Polypen ondergaan, vo lgens
de kleur van hec voedzel, dat zig door hen
verfpreidc, is ’er een ontegenfpreeklyk bewys
van. By zeer warm w tér, wordc een Polyp,
in vie.'éncwintig uuren, gevormd, en fcheid zig
binnen dien tyd van de oude af. Om hier toe
te geräken, hechten zig de jonge Polypen ieder
aan een zyde vast; de vermeerdering van deeze
* Polypen op elkander is zo fterk , dat één Polyp
, ten einde van één maand, als de ftam kan
befehouwd worden , uic welk een millioen kinderen
zyn voortgekomen. Eene dergelyke ver-
zameling van Polypen is in zeker voegen, eea
eetende, voortgaande en groeijende boom, die
zyne takken aan alle zyden uitlchier. Hec
Ichynt, dac de Natuur behagen gefchept heeft,
om in. één onderwerp, dat geene byéén te ver-
zanielen, dat wy tot hedentoe, ais een onderfcheiden
kenmerk, tusfchen de planten en dieren
befchouwd hebben , om deeze reden befchouwen
onze vermaarde Natuurkenners den
Polypus, als een weezen , dat de fehakel tusfchen
Dieren en Planten uitmaakt.
V. Wat al wonderen in de Natuur, waar
Gveir wy verbaasd moeien ftaan, wanneer wy
derzelver eigenfchappen onderzoeken, en leeren
begrypen ! Maar, wac zeggen de Natuur-
III. Stük. I ken»