
m i
1
h y , van één eenige tabaksplant, één en één
half lood zaad bekomen hebbende, befloot ,
dat deze plant, meer dan driemaal honderd en
zesrig duizend zaadjes voortgebragt had. Hy
rekent mede, dat één eenige plant Steenvaren
jaariyks meer dan een millioen zaadjes voortbrengt.
V . Koomen wel alie planteii-zaaden tot vol-
koomen rypheid?
A . Neen , ais daar z y n : de Hermaphrodi-
tifche Bioemen, die eenonvruchtbaarenñarapeif
hebben, en het grootñe gedeelte der dubbel-
de drievoudige o f vermenigvuldigde bioemen ,
die men halve dubbeide noemt, welke ten miu-
flen een gedeelte van de bloembladen, o f den
flamper behouden , gelyk de Myrthus , de
Granaat-Äppelboom, de Peerenboom ,deMalu-
w e , d eA k o le y , en eenige foorten van Hane-
voet. Men heeft ook zaaden, die nooit uit-
fpruiten, fchoon zy uitwendig wel gevormd en
bevrucht fchynen; tot deeze behoren de zaaden
van eenige lipswyze planten; en eenige foor»
ten van Oflerlucy enz. Andere brengen nooit
zaaden vo o rt, deeze zyn het grootfte gedeelte
der foorten van Bysfus, en de planten, dievol-
le bioemen hebben, dat is te zeggen , wier
heimftyltjes en ftamper, in bloembladen verändert
zyn , gelyk die van Kievitsbloem, de
L e lie , d eN a rd s , de Tu lp, de Tydeloos, dc
Tuberoos, de Saffraan , de Nagelbloem, de
Roo-
Roofeboom, de Aardbezie, de Perzikboom ,
de Karfeboom, de Pruimboom , de Amandel-
boom, de indiaanfche Kers , de V io le t, de
Damastbloem , de Anemoon , eenige foorten
van Hanevoet enz. Eindelyk de zaaden^ van andere
hebben verfcheiden jaaren noodig, om
■uktefpruiten , of ten minften de planten, die
zy voortbrengen , bebben zeer veeltyds noodig
om te groeijen , en bioemen en vrugten voort
te brengen: tot deezen behooren deLindeboom ,
de Wilgeboom , de Vygeboom , de Populierboom
enz.
V . Optnerklyk voorwaar, dat de zaaden -
zulk een langen tyd vrugtbaar kunnen blyven ,
als de Heer Martinet , op pag. I i a en 113
opgeeft.
A . Zoo is het; dan het is ook buiten tw y ff
d , dat de Natuur het zaad voorzien heeft met
eene duurzaame levenskragt, op d a t, zo het
b y al te groote koude, droogte , ofeenigander
toeval, gebeuren mögt dat het zaad dat jaar
niet opkwam , Ket echter zyne vruchtbaarheid
zou blyven behouden; geen twee of drie, geen
zes of zeven jaaren, maar zelfs twintig en dert
ig , ja twee hondert jaaren, zo als de Heer
Martinet U leert; en zo dra dat beletzel uit
den weg geruimd, de aarde weer bekwaam geworden
, en ’ t Saifoen daar toe goed i s , weer
zou uitfpruiten , vrugt draagen en zyn foort in
ftand honden Hierom gaan de Planten fom-
C 5 tyds
‘ i ,
Í teil
I; A.
Í ik ^
fifc
f e i
I
A h
ri
G;’ l
"1 M