
N A t u u r k u n d i g e
„ heUen,wy zulUn daarmede vergenoegd zy».
„ 1 Tim V I: 7 , 8.” Byaldien nu deeze gezegden
waarheden z y n , ge'yJi het in der daad
zyn , en dat, zoo als de Heer Martinet ze gt,
de waare grootheid der ziel daarin heflaat ,
dat men weinige dingen noodig heeft , zo is
de vraag , o f men dan niet met gegronde redenen
moge onderftelien , dat het eene laag-
heid van zkl zy, dat zo veele duizenden van
menfchen., eeuwen agter een, humie ulierite
poogingen hebben aangewend, om niet alleen
van Oost en West, maar ook uit het Zuiden en
Noorden, alle aardfcbe goederen en rykdom■
men byeen te fcliraapen , die maar immer
mogelyk z y n , en dat zelfs met het grootfte
gevaar van hun leven: goederen en rykdommen,
zeg ik , die zy volftrekt niet van nooden hebb
en , byaldien zy flegts , volgens de Schrift,
met voedzel en dekzel wilden vergenoegd zyn ^
■want waar toe, hebben wy thee en koffy , en
duizend andere dingen, die w y uit verre ge-*
westen trekken, noodig, terwyl onze voorou-
ders buiten alle deeze behoeftigheden geleefd,
en mogelyk veel gezonder en vergenoegder
geleefd hebben, dan wy tegenwoordig? De
Natuur is immers met weinig te vreede, en
toen onze voorouders van geen thee o f koffy
wisien , dronken zy bier: een veel gezonder
en voedzaamer drank, gelyk de Heer Martinet
z e l f , o ppag. 153, aantekent, Daarenbovenis
het
‘ fk
i
ys
hette onderzoeken, o f niet b y n a ieder land van
God zodanig g e z e g e n d zy # dat het j n e j
wooiieten.rykelyk zoude k u n jn j e d e n , b j
aldien zy anderzins hunne fchikkmgen d j
!a a r w i l L maaken, om hetzelve b e h o o r j
te bebonwen en te Geplanten, en met het
noodwendige wilden te vreede zyn. Waartoe
dan, z e g ik , alien dien omtlag, om welken mag-
tig te worden, wy zoo onophoudelyk, zwo6-
gen. draven en zweeten; ja zelfs menrgmaal
tot nadeel van onze gezondheid, en de ger
u s t b e i d onzes gemoeds?
A Wat zal ik U daar op antwoorden , myfl
vriend! d e begeerlykheid , de overdaad , de
wellust, d ehebzuch t, de gierigheid, ja , mag
ik zeggen , de grilligbeid der menfchen, en
wat dies meer is , hebben veele dingen en behoeften,
van tyd t o t t y d , noodwendig gemaakt,
welken wy tbans , van den eenen kant , nls
weldaaden en zegeningen van den AUerhoogftefi
befchouwen , voor zo verre wy daar van een
nuttig gebruik, tot onzer aller verkwikkinge,
weeten te maaken, maar welken wy o o k , van
den anderen kant, niet alleen, als overtolhghe-
den, ten aanzien van ons, kunnen aanmerken,
maar ook als nadeelig s, en fchadelyk moeten
houden , voor zo verre wy daar van een rars-
bruik maaken, en ze niet behoorlyk aanwenden.
En wat het onderzoek aanbelangt, o f niet le-
der land zyne inwooners zoude kunnen voe-
D 4
I r i